This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom
Slide 1 - Slide
Vandaag
Terugblik: Tekstverbanden en signaalwoorden
Verschil stelling/standpunt/argument
Verschil feit/mening
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je kent het verschil tussen stelling,standpunt en argument
Je kent het verschil tussen een feit en een mening
Je kunt in een tekst het onderscheid maken tussen stelling / standpunt en argument
Je kunt in een tekst feiten en meningen van elkaar onderscheiden.
Slide 3 - Slide
Noem drie tekstverbanden met bijbehorende signaalwoorden.
Slide 4 - Mind map
Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting
Slide 5 - Quiz
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
Slide 6 - Quiz
Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 7 - Quiz
Zij is heel sterk, maar hij daarentegen kan nauwelijks iets tillen.
A
reden
B
uitleg
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 8 - Quiz
Tekst
Slide 9 - Slide
Stelling/standpunt/argument
Slide 10 - Slide
Ouders mogen hun kinderen thuis lesgeven als ze dat willen, in plaats van dat kinderen verplicht naar school moeten.
EENS
ONEENS
Slide 11 - Poll
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Lees de onderstaande tekst
50% van de volwassen bevolking in Nederland heeft overgewicht. Het is belangrijk om overgewicht onder de bevolking goed aan te pakken. Door overgewicht krijgen mensen namelijk sneller te maken met gezondheidsproblemen.
Slide 16 - Slide
50% van de volwassen bevolking in Nederland heeft overgewicht.
A
argument
B
feitenuitspraak
C
mening
Slide 17 - Quiz
Het is belangrijk om overgewicht onder de bevolking goed aan te pakken.
A
argument
B
feitenuitspraak
C
mening
Slide 18 - Quiz
Door overgewicht krijgen mensen sneller te maken met gezondheidsproblemen.
A
Argument
B
Feitenuitspraak
C
Mening
Slide 19 - Quiz
Opdracht
Lees de tekst
Beantwoord de vragen op blad 2
Let op! Aanvullende vragen: 8 - Wat is het doel van de tekst?
9 - Wat is het verband tussen alinea 4 en 5? 10 - Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?