Leg vijf A-4 tjes naast elkaar op de grond (zie illustratie).
Deelnemer A geeft deelnemer B feedback over de situatie. A beschrijft het gedrag van B. Als het gedrag niet concreet genoeg is, stelt B een verhelderingsvraag. Pas als A het gedrag concreet en niet-verwijtend benoemd heeft, stapt B naar het volgende vel. Zo doorlopen ze samen alle stappen van het model.
Na een paar rondjes wordt er een nieuwe feedbacksituatie omschreven