Gesprekstechnieken

Gesprekstechnieken
  • Je communiceert op verschillende manieren:
via je houdingje non-verbale communicatie | je verbale communicatie.

  • Gesprekstechnieken:

>>> Over welke onderwerpen kun je met passagiers gesprekken (moeten) voeren?  <<<
1 / 30
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Gesprekstechnieken
  • Je communiceert op verschillende manieren:
via je houdingje non-verbale communicatie | je verbale communicatie.

  • Gesprekstechnieken:

>>> Over welke onderwerpen kun je met passagiers gesprekken (moeten) voeren?  <<<

Slide 1 - Slide

  • Small talk
  • Teveel bagage mee
  • Upgrade aanbieden
  • Vlucht gemist
  • Vlucht net gehaald
  • Vlucht geannuleerd
  • Vlucht vertraagd
  • Vlucht overboekt...
  • Passagier dient een klacht in
  • Passagier voelt zich niet lekker
  • Passagier heeft hulp nodig
  • Passagier is paspoort vergeten
  • Passagier wil andere plaats
  • Passagier heeft vliegangst
  • Passagier houdt zich niet aan de veiligheidsvoorschriften
  • Passagiers hebben onenigheid
  • Beroemde passagier die voorkeursbehandeling wil
  • Passagier die zijn volgende vlucht wil halen
  • Passagier is iets kwijt

Slide 2 - Slide

Gesprekstechniek: gebruik LSD
1. Luister actief (om er zeker van te zijn dat je de ander goed hoort).

2. Vat samen wat de ander heeft gezegd (om te kijken of je het wel echt goed hebt begrepen).

3. Vraag door (om meer diepgang aan het gesprek te geven of om het gesprek breder te trekken).

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

(Actief) Luisteren...
Als je actief luistert dan...
  • Richt je je aandacht volledig op de ander
  • Ben je bewust van wat de ander zegt
  • Laat je de woorden van de ander tot je doordringen
  • Ga je mee in het verhaal van de ander
  • Doe je moeite om te begrijpen wat de ander bedoelt
  • Je verwerkt wat de ander zegt.
Open houding | Oogcontact | Je gezichtsuitdrukking verandert mee




Slide 5 - Slide

(Actief) Luisteren

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat viel je op?

Slide 8 - Mind map

Noem het belangrijkste verschil, voor jou, tussen horen en luisteren?

Slide 9 - Mind map

Opdracht LSD

Slide 10 - Slide

Doorvragen 
Gesloten vragen:
  • Kun je beantwoorden met ja/nee, of;
  • zijn een meerkeuzevraag (bijv. koffie of thee?).

Open vragen:
  • Nodigen uit om een verhaal te vertellen en leveren veel informatie op.
  • Beginnen met een vraagwoord: wie, wanneer, waarom, hoe, wat, waar?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Oefening Small talk
  • Maak een praatje met een medestudent alsof het een (onbekende) passagier is op een luchthaven.
  • Gebruik LSD (Luisteren, Samenvatten, Doorvragen.)

Slide 16 - Slide

  • Small talk
  • Teveel bagage mee
  • Upgrade aanbieden
  • Vlucht gemist
  • Vlucht net gehaald
  • Vlucht geannuleerd
  • Vlucht vertraagd
  • Vlucht overboekt...
  • Passagier dient een klacht in
  • Passagier voelt zich niet lekker
  • Passagier heeft hulp nodig
  • Passagier is paspoort vergeten
  • Passagier wil andere plaats
  • Passagier heeft vliegangst
  • Passagier houdt zich niet aan de veiligheidsvoorschriften
  • Passagiers hebben onenigheid
  • Beroemde passagier die voorkeursbehandeling wil
  • Passagier die zijn volgende vlucht wil halen
  • Passagier is iets kwijt

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Opdracht
Kijk naar de video.
* Wat kun je zeggen over het gedrag (verbaal en non-verbaal) van de betrokken sprekers?
* Wie is de baas?
* Is het 'met' of 'tegen' elkaar?
* Tips voor de sprekers?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Link

Opdracht
  • Maak tweetallen (A en B).
  • Neem de houding aan die op het briefje staat.
  • Verzin iets van de ander waar je het niet mee eens bent en spreek diegene daarop aan.
  • Doe hetzelfde nogmaals maar wissel van houding.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Opdracht
Ga naar https://www.123test.com/nl/leary/
en maak De Roos van Leary 123 test.

Slide 24 - Slide

Feedback geven

Slide 25 - Slide

Wat is belangrijk bij het geven van feedback?

Slide 26 - Mind map

Opdracht
Leg vijf A-4 tjes naast elkaar op de grond (zie illustratie).
Deelnemer A geeft deelnemer B feedback over de situatie. A beschrijft het gedrag van B. Als het gedrag niet concreet genoeg is, stelt B een verhelderingsvraag. Pas als A het gedrag concreet en niet-verwijtend benoemd heeft, stapt B naar het volgende vel. Zo doorlopen ze samen alle stappen van het model.
Na een paar rondjes wordt er een nieuwe feedbacksituatie omschreven

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Schrijf twee dingen op die je
vandaag hebt geleerd.

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide