MMA2 - 11.4 Je lijkt op

11.4 Je lijkt op ...
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

11.4 Je lijkt op ...

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Terugblik hfst 11
11.1 Man en vrouw
Je hebt geleerd hoe voortplantingsorganen gebouwd zijn en hoe de menstruatiecyclus gaat.


11.2 Bevruchting
Je hebt geleerd hoe een zaadcel een eicel bevrucht en met welke voorbehoedsmiddelen je een zwangerschap voorkomt.


11.3 Zwangerschap
Je hebt geleerd hoe bij een zwangerschap het kindje groeit en hoe het wordt geboren.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Terugblik 11.3 Zwangerschap
Veranderingen bij baby en moeder
Voor 12 weken noem je het een embryo, na 12 weken noem je het een foetus.
Eerste 12 weken ontstaan alle organen, daarna alleen groei.
De buik van de moeder wordt dikker. 
Door de melkklieren groeien ook haar borsten.
In de baarmoeder
Vruchtwater en vruchtvliezen beschermen de foetus.
Via de navelstreng is de baby verbonden aan de placenta.
In de placenta wisselen moeder en kind voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen uit.
Nicotine, alcohol en drugs hebben schadelijke gevolgen voor het ongeboren kind.
De bevalling
Indalingsweeën zorgen er rond de 40ste week voor dat de baby klaarligt voor de bevalling.
De bevalling bestaat uit 3 fases: ontsluiting, uitdrijving en nageboorte.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

11.4 Leerdoelen, deel 1
  • Je kunt uitleggen wat chromosomen zijn.

  • Je kunt uitleggen dat chromosomen de informatie voor de 'bouwbeschrijving' van een mens (of dier) bevatten.

  • Je kunt omschrijven wat het genoom is.

  • Je kunt benoemen hoeveel chromosomen een menselijke cel bevat(46),  en dat een eicel en zaadcel de helft daarvan bevatten(23).

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


WAT IS DIT?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Jouw bouwbeschrijving

- Staat 'beschreven' in       je chromosomen.

- Chromosomen bestaan uit DNA.

- Alle chromosomen samen noem je het genoom.




Slide 6 - Slide

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Chromosomen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf . 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde 'bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Waarom lijk je dan op je ouders?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel chromosomen heeft een huidcel van een mens
A
47
B
23
C
46
D
45

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Geslachtschromosomen
Dat 23ste paar bepaalt dus of je, lichamelijk gezien,
een man (XY) of een vrouw (XX) bent.
   

Ze heten daarom je geslachtschromosomen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
mircoscoopfoto van de chromosomen van 1 cel.

Elk heeft 46 chromosomen. 

Die kun je in paren sorteren op lengte.





Slide 14 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
Elk paar chromosomen is even lang;
 behalve het 23ste paar van een man.
Hij heeft een X- en een Y-chromosoom.


23ste paar chromosomen bij vrouw wél even lang.
Zij heeft twee X-chromosomen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nu en huiswerk


-Lezen blz: 126 en 127
-Maken opdracht 3 t/m 13
- Nakijken

timer
12:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

H9: Erfelijkheid
H11.4: je lijkt op

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

Maken we 11.4 af
- Uitleg 
- Lees blz 128, 129 en 130
- Maak in je werkboek bij 11.4 opdracht 14, 16, 18 t/m 21 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 11.4, deel 2
-Je leert wat geslachtschromosomen zijn
-Je leert hoe het geslacht van een baby ontstaat
-Je leert wat erfelijke eigenschappen, niet-erfelijke eigenschappen en aanleg zijn
-Je leert hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Chromosomen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
mircoscoopfoto van de chromosomen van 1 cel.

Elk heeft 46 chromosomen. 

Die kun je in paren sorteren op lengte.





Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
Elk paar chromosomen is even lang;
 behalve het 23ste paar van een man.
Hij heeft een X- en een Y-chromosoom.


23ste paar chromosomen bij vrouw wél even lang.
Zij heeft twee X-chromosomen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Alle eicellen hebben dus een X-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

-Erfelijke eigenschappen:
  • krijg je van je ouders
  • worden door DNA bepaald
  • Voorbeelden: oogkleur, huidskleur, wel of niet kunnen tongrollen
Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg. Maar om echt goed te worden moet je ook veel oefenen.

-niet-erfelijke eigenschappen: eigenschappen die niet door je DNA worden bepaald, zoals tatoeages, kledingstijl en kort of lang haar noemen we .

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Hoe ontstaan aangeboren aandoeningen?

Soms komt er tijdens de ontwikkeling van een kindje een foutje in de chromosomen. Dan heeft dat kindje een aangeboren aandoening of ziekte. Bijvoorbeeld het syndroom van Down 

Als je een ziekte van je ouders erft, heet dit een erfelijke 
aandoening. Kleurenblindheid is een voorbeeld van een 
erfelijke aandoening.


Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Hoe ontdek je aangeboren aandoeningen?

In de baarmoeder kan gekeken worden of het ongeboren kindje een aangeboren aandoening heeft. Dit kan op twee manieren:
1. Vruchtwaterpunctie: de arts zuigt een beetje vruchtwater uit de baarmoeder. In dit vruchtwater zitten cellen van de foetus. 
2. Vlokkentest: de arts zuigt cellen uit de placenta op.

In de cellen van de foetus zitten chromosomen van de foetus. Die kunnen dan onderzocht worden.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 11.4, deel 2
-Je leert wat geslachtschromosomen zijn
-Je leert hoe het geslacht van een baby ontstaat
-Je leert wat erfelijke eigenschappen, niet-erfelijke eigenschappen en aanleg zijn
-Je leert hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Nu en huiswerk 11.4
- Lees blz 128, 129 en 130
- Maak in je werkboek bij 11.4 opdracht 14, 16, 18 t/m 21 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions