12.1 Eigenschappen doorgeven [les 2]

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken

Slide 1 - Slide

Leerdoelen vorige les
Je kan antwoord geven op de volgende vragen

1. Wat bepaalt je genotype? En fenotype?
2. Hoeveel chromosomen heeft een mensen cel?
3. Wat staat er op een gen?
4. Heeft elke cel dezelfde hoeveelheid chromosomen?
5. Hoe komt het dat je 23 chromosomenparen hebt?
6. Welke allelen horen bij het gen oogkleur?

Slide 2 - Slide

Leerdoel deze les


Ik kan een kruisingsschema van een monohybride kruising maken en daar daar conclusies uit trekken over P, F1 en F2 . 


Voorbeeld: ik kruis een blondharige cavia met een bruinharige cavia. Hoe zullen de nakomelingen er uit zien?

Slide 3 - Slide

Genotype
Homozygoot = de twee allelen zijn gelijk aan elkaar
Heterozygoot = de twee allelen zijn verschillend van elkaar

Wat zijn de genotypes van de man, vrouw en het kind?

Slide 4 - Slide

Dominant/recessief
Dominant = allel dat altijd tot uiting komt
Recessief = allel dat niet altijd tot uiting komt

Welk allel is hier dominant en welke is recessief? Hoe zie je dat?

Slide 5 - Slide

Genotype & fenotype noteren
BB = homozygoot dominant
Bb = heterozygoot
bb = homozygoot recessief

Slide 6 - Slide

Ik kruis een vrouw met blauwe ogen met een man met bruine ogen (homozygote). Welke oogkleur krijgen de kinderen?
A
Alleen bruin
B
Alleen blauw
C
Bruin of blauw
D
Dat is niet te bepalen

Slide 7 - Quiz

Ik kruis een vrouw met blauwe ogen met een man met bruine ogen (heterozygote). Welke oogkleur krijgen de kinderen?
A
Alleen bruin
B
Alleen blauw
C
Bruin of blauw
D
Dat is niet te bepalen

Slide 8 - Quiz

Wat kan ik hier nu mee?
Door deze informatie in een kruisingsschema te stoppen

kun je genotypes en fenotypes van de nakomelingen voorspellen
en kun je dus voorspellen hoe nakomelingen er uit gaan zien.

= het doel van deze les


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Dat kan sneller
Vader heeft bruine ogen met een genotype bruin/blauw. Moeder heeft blauwe ogen met een genotype….
Vul de tabel in.


Welk percentage van de kinderen krijgt blauwe ogen? Welk percentage krijgt bruine?

Slide 11 - Slide

Je hebt 2 katten, een zwart mannetje en een wit vrouwtje (homozygote). Deze katten krijgen allemaal witte jongen.
a. Zijn deze jonge katjes homozygoot of heterozygoot?
b. Hoe weet je dat?
c. En hoe zit het met de vader en moeder?

Schrijf je kruisingstabel op in je schrift.

Slide 12 - Open question

Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook.

Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr

Slide 13 - Quiz

Extra informatie
- Als we het over de generatie van de ouders hebben, dan praten we over P
- Als we het over de eerste generatie kinderen hebben, dan praten we over F1
- Als we het over de tweede generatie kinderen hebben, dan praten we over F2

Slide 14 - Slide

Ik kruis een homozygote blonde cavia met een homozygote (dominant) bruine cavia. Vervolgens wordt de F1 nog een keer met elkaar gekruist. Noteer de percentages van de genotypen en fenotypen van de F2.

Slide 15 - Open question

Een paardenfokker wil weten of een zwarte hengst homozygoot of heterozygoot is voor vachtkleur. Met wat voor merries moet hij deze hengst kruisen om hier achter te komen? Zwart is dominant, wit (schimmel) is recessief.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot

Slide 16 - Quiz

Ik kan een kruisingsschema van een monohybride kruising maken en daar daar conclusies uit trekken over P, F1 en F2 .
A
Dit lukt mij zelden.
B
Wel kruisingsschema's, geen conclusies.
C
Het lukt even vaak wel als niet.
D
Het lukt mij meestal.

Slide 17 - Quiz