Lezen 1-4

tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Noem twee signaalwoorden bij een opsommend verband.

Slide 2 - Open question

Noem twee signaalwoorden bij een tegenstellend verband

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Hoofdgedachte

Slide 5 - Slide

Hoofdgedachte

De hoofdgedachte is in een hele zin wat de schrijver zegt over het onderwerp.

Slide 6 - Slide

Let op:

* de hoofdgedachte is een goede Nederlandse zin

* de hoofdgedachte bevat ook het onderwerp

* de hoofdgedachte staat soms letterlijk in de tekst (inleiding of slot), maar soms niet

Slide 7 - Slide

Toelichtend verband

- Toelichting/extra informatie

- Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou

Slide 8 - Slide

Redengevend verband

- Geeft aan waarom iemand iets vindt of doet.

- Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is.

Slide 9 - Slide

Chronologisch verband

- Zegt iets over de juiste tijdsvolgorde

- Signaalwoorden: Eerst, daarna, vervolgens etc. 

Slide 10 - Slide

Welk verband zie je hier?
Ik wil graag dat groene t-shirt, want ik vind de kleur groen mooi.
A
Redengevend verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband

Slide 11 - Quiz

Welk verband zie je hier?
Hij houdt van allerlei dieren, zoals honden.
A
Redengevend verband
B
Toelichtend verband
C
Tegenstellend verband

Slide 12 - Quiz

Aan de slag! 
1. Oefentoets nakijken
2. Leren voor de leesvaardigheidstoets 

Slide 13 - Slide