De Erfelijke Informatie van Cellen: Genotype en Fenotype

De Erfelijke Informatie van Cellen: Genotype en Fenotype

Leerdoelen

Aan het einde van deze les kun je benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten. Je kunt omschrijven wat het genotype en fenotype zijn.

Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit waarom ze belangrijk zijn om te leren.

Wat weet jij al over de erfelijke informatie van cellen?

Erfelijke Informatie

Alle cellen in het lichaam bevatten dezelfde genetische informatie die van ouder op kind wordt doorgegeven.

Leg uit wat erfelijke informatie is en waar het vandaan komt.

Genotype

Het genotype is de genetische code die wordt doorgegeven van ouder op kind. Het bepaalt de eigenschappen van een organisme.

Leg uit wat het genotype is en hoe het de eigenschappen van een organisme bepaalt.

Fenotype

Het fenotype is het zichtbare resultaat van het genotype. Dit omvat alle fysieke eigenschappen en gedragingen van een organisme.

Leg uit wat het fenotype is en hoe het verschilt van het genotype.

Genen en DNA

Genen zijn de bouwstenen van DNA. DNA bevat alle genetische informatie die van ouder op kind wordt doorgegeven.

Leg uit wat genen en DNA zijn en hoe ze betrekking hebben op erfelijke informatie.

Mutaties

Mutaties zijn veranderingen in de genetische code die kunnen leiden tot veranderingen in het fenotype.

Leg uit wat mutaties zijn en hoe ze het fenotype kunnen beïnvloeden.

Genetische Overerving

Genetische eigenschappen worden van ouder op kind doorgegeven via chromosomen.

Leg uit hoe genetische eigenschappen worden doorgegeven van ouder op kind.

Samenvatting

Alle cellen van het lichaam bevatten dezelfde erfelijke informatie. Het genotype is de genetische code die eigenschappen bepaalt en het fenotype is het zichtbare resultaat van het genotype.

Geef een samenvatting van de belangrijkste punten van de les.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.