H6.4 Komt de overheid rond?

Vandaag

  • Leg je boek (+schrift) klaar. Pen/potlood. 

  • GEEN TASSEN OF ANDERE SPULLEN OP TAFEL.

timer
1:30
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vandaag

  • Leg je boek (+schrift) klaar. Pen/potlood. 

  • GEEN TASSEN OF ANDERE SPULLEN OP TAFEL.

timer
1:30

Slide 1 - Slide

Vandaag

H6.4

Slide 2 - Slide

H6 Wat regelt de overheid?

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat de rijksbegroting is.
  • Ik weet wat de miljoenennota is.
  • Ik weet wat een begrotingstekort of begrotingsoverschot is.
  • Ik kan rekenen met grote getallen.

Slide 4 - Slide

H6.4 Komt de overheid rond?

Slide 5 - Slide

Rijksbegroting 
Wat is dit?

Slide 6 - Slide

Rijksbegroting 
De derde dinsdag in september is Prinsjesdag. Dan leest de koning de troonrede voor. En de regering maakt dan de rijksbegroting bekend.

De rijksbegroting is een overzicht van de verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van het Rijk voor het komende jaar.

Slide 7 - Slide

Miljoenennota
Wat is dit?

Slide 8 - Slide

Miljoenennota
Bij de rijksbegroting hoort de miljoenennota. Hierin legt de regering uit welke keuzes zij gemaakt heeft. Bijvoorbeeld waarom zij gaat bezuinigen. Of waarom de btw verhoogd wordt.


De regering mag haar plannen uitvoeren na goedkeuring ervan door de Eerste en Tweede Kamer.


Slide 9 - Slide

Begrotingstekort- of overschot?
Wat is dat?

Slide 10 - Slide

Begrotingstekort- of overschot?
De inkomsten en uitgaven op de rijksbegroting zijn nooit helemaal gelijk aan elkaar.

Als de uitgaven meer zijn dan de inkomsten, is er een begrotingstekort.
Als er meer inkomsten dan uitgaven zijn, is er een begrotingsoverschot.



Slide 11 - Slide

Rekenen met grote getallen
1 miljoen (1 mln) = 1.000.000
1 miljard (1 mld) = 1.000.000.000




Slide 12 - Slide

Rekenen met grote getallen
Als je met miljarden en miljoenen moet rekenen, kun je de miljarden omzetten in miljoenen.
1 miljard = 1.000 miljoen
Voorbeeld:

€ 54 miljard = 54 × € 1.000 miljoen = € 54.000 miljoen
€ 1,8 miljard = 1,8 × € 1.000 miljoen = € 1.800 miljoen



Slide 13 - Slide

Rekenen met grote getallen
Het omgekeerde kan ook: van miljoenen kun je miljarden maken.
1.000 miljoen ÷ 1.000 = 1 miljard
Voorbeeld:

€ 12.500 miljoen = (€ 12.500 ÷ 1.000) mld = € 12,5 mld
€ 5.400 miljoen = (€ 5.400 ÷ 1.000) mld = € 5,4 miljard




Slide 14 - Slide

Rekenen met grote getallen
De overheid ontving € 11,8 miljard aan btw. In de volgende periode was dat € 400 miljoen meer.
Hoeveel btw kreeg de overheid toen?




Slide 15 - Slide

Rekenen met grote getallen
De overheid ontving € 11,8 miljard aan btw. In de volgende periode was dat € 400 miljoen meer.
Hoeveel btw kreeg de overheid toen?

€ 11,8 miljard = € 11.800 miljoen
€ 11.800 mln + € 400 mln = € 12.200 miljoen
Of:
€ 400 miljoen = € 0,4 miljard
€ 11,8 mld + € 0,4 mld = € 12,2 miljard



Slide 16 - Slide

Rekenen met grote getallen
Nederland heeft 17 miljoen inwoners. De overheid geeft € 8 miljard uit aan het voortgezet onderwijs. Hoeveel is dat gemiddeld per inwoner?




Slide 17 - Slide

Rekenen met grote getallen
Nederland heeft 17 miljoen inwoners. De overheid geeft € 8 miljard uit aan het voortgezet onderwijs. Hoeveel is dat gemiddeld per inwoner?

De som is: € 8 miljard ÷ 17 miljoen = …
€ 8 miljard = € 8.000 miljoen
€ 8.000 miljoen ÷ 17 miljoen = …
Bij delen mag je de miljoenen tegen elkaar wegstrepen. Dus: € 8.000 miljoen ÷ 17 miljoen = € 8.000 ÷ 17 = € 470,59


Slide 18 - Slide

Aan de slag

blz 170 t/m 173
opdr 49 + 51 + 53 
timer
16:00

Slide 19 - Slide