TH1 Frans unité 2

Herhaling TH 1 unité 2
Libre Service Junior

woorden - zinnen - grammatica
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling TH 1 unité 2
Libre Service Junior

woorden - zinnen - grammatica

Slide 1 - Slide

VOCABULAIRE

Slide 2 - Slide

Vertaal naar het Nederlands:
mes parents sont divorcés
A
jouw ouders zijn getrouwd
B
mijn ouders zijn gescheiden
C
mijn ouders zijn niet getrouwd
D
mijn ouders zijn getrouwd

Slide 3 - Quiz

Welk woord past het best bij dit plaatje?
A
la chance
B
la maison
C
le voisin
D
demain

Slide 4 - Quiz

rechts
veel
bij mij thuis
alleen
à droite
beaucoup
chez moi
seul

Slide 5 - Drag question

la famille

Slide 6 - Mind map

Vertaal naar het Frans:
het paard is mooi
A
l'animal est embêtant
B
la piscine est bizarre
C
le cheval est beau
D
le cheval est amoureux

Slide 7 - Quiz

Vertaal naar het Frans:
het nichtje

Slide 8 - Open question

Vertaal naar het Frans:
een beetje

Slide 9 - Open question

PHRASES

Slide 10 - Slide

c'est ma copine hollandaise
tu as quel âge?
j'ai treize ans
il aime le surf
hoe oud ben je?
ik ben dertien jaar
dat is mijn Nederlandse vriendin
hij houdt van surfen

Slide 11 - Drag question

De nieuwe buurvrouw heeft een halfbroer

Slide 12 - Open question

haar broer en zijn zus zijn op het platteland

Slide 13 - Open question

ik ben thuis

Slide 14 - Open question

mijn vakantie is te gek!

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

hebben

dit werkwoord gebruik je elke dag....

donc, les français aussi!

Slide 17 - Slide

Vertaal naar het Frans:
ik heb

Slide 18 - Open question

vormen van avoir

Slide 19 - Mind map

dix-huit

Slide 20 - Open question

quatre

Slide 21 - Open question

Vertaal naar het Frans:
20
A
trois
B
vingt
C
vinkt
D
douze

Slide 22 - Quiz

frère
piscines
mère
mes
ma
ton

Slide 23 - Drag question

Vertaal naar het Nederlands:
sa nouvelle voisine
(er zijn meerdere antwoorden goed)
A
zijn nieuwe buurvrouw
B
mijn nieuwe buurvrouw
C
jouw nieuwe buurvrouw
D
haar nieuwe buurvrouw

Slide 24 - Quiz

La fin

Slide 25 - Slide