Zinnen ontleden

Deze les
- programma periode 3
- hoe zat  het ook alweer? Zinsontleding!
- Start Cursus 5 (zinsdelen)
- online maken: §1 ZD herhaling leerjaar 1 HV
- foto-opdracht 
- nieuwsquiz
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Deze les
- programma periode 3
- hoe zat  het ook alweer? Zinsontleding!
- Start Cursus 5 (zinsdelen)
- online maken: §1 ZD herhaling leerjaar 1 HV
- foto-opdracht 
- nieuwsquiz

Slide 1 - Slide

Periode 3
1. nieuw leesboek (literaire mindmap)
2. grammatica: zinsontleding (SO, telt 1x mee)
Cursus 5 Zinsdelen - par. 3, 5 en 6.
3. Formuleren: schrijfdossier (telt 2x mee)
Cursus 6 Formuleren

Ga op zoek naar een nieuw boek!

Slide 2 - Slide

Zinsontleding 

Slide 3 - Slide

Wat zijn zinsdelen?

Slide 4 - Slide

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 5 - Slide

Welke zinsdelen benoem je?
En hoe vind je die?

Slide 6 - Slide

Welke zinsdelen benoem je?
En hoe vind je die?

- persoonsvorm (zet de zin in een andere tijd om de PV te vinden)
- werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden in de zin)
- onderwerp (wie + persoonsvorm?)
- lijdend voorwerp (wie/wat + onderwerp + gezegde?)
- meewerkend voorwerp (aan/voor wie/wat + ond. + gezegde + lijdend vw?)
- bijwoordelijke bepaling (tijd, plaats, restwoordjes)

Slide 7 - Slide

Dus... de stappen van zinsontleding

  1. Persoonsvorm
  2. Zin in zinsdelen verdelen
  3. Werkwoordelijk gezegde
  4. Onderwerp
  5. Lijdend voorwerp
  6. Meewerkend voorwerp
  7. Bijwoordelijke bepaling


Slide 8 - Slide

Verdeel in zinsdelen en benoem de zinsdelen.

Gisteren gaf ik mijn moeder een mooie bos bloemen.

Slide 9 - Slide

Nu doen
- zinsontleding nog moeilijk? Oortjes mee? --> bekijk de video (link op Magister)

- kan je aan de slag? --> maak ONLINE:
Cursus 5
§1 ZD Herhaling leerjaar 1 hv
(zorg dat je dit de volgende les af hebt)
Klaar? 
Nieuw boek halen of lezen!

Slide 10 - Slide

Maak foto('s)
- beeld een zin uit met daarin alle soorten zindelen
- aan de hand van de foto('s) moet te zien zijn welke zin er uitgebeeld is
- zet de foto op de volgende website:
https://padlet.com/jennekedrent/grammaticaH2B
(staat ook op Magister)

timer
10:00

Slide 11 - Slide

Maak foto('s)
- beeld een zin uit met daarin alle soorten zindelen
- aan de hand van de foto('s) moet te zien zijn welke zin er uitgebeeld is
- zet de foto op de volgende website:
https://padlet.com/jennekedrent/klasH2A
(staat ook op Magister)

timer
10:00

Slide 12 - Slide

https://www.youtube.com/watch?v=TLH6Hx-6LCA

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Deze les
1. opgave SO grammatica zinsontleding
2. herhaling vorige les
3. uitleg naamwoordelijk gezegde
4. oefenen

Slide 15 - Slide

Opgave SO grammatica (zinsontleding)

Datum:

19 februari

Slide 16 - Slide

Ontleed de volgende zinnen:
Benoem: pv, wwg, ond, lv, mv, bwb

Roxanne heeft een selfie met Fred van Leer gemaakt.


De zon geeft ons energie.





Slide 17 - Slide

Ontleed de volgende zinnen:
Benoem: pv, wwg, ond, lv, mv, bwb
Roxanne heeft een selfie met Fred van Leer gemaakt.

De zon geeft ons energie.


Dani en Tieme spelen een spel op de tafeltennistafel.


Slide 18 - Slide

Uitleg en aantekeningen
Let eerst goed op! Probeer te begrijpen.


Laatste twee dia's neem je over in je schrift!

Slide 19 - Slide

Werkwoordelijk gezegde


Alle werkwoorden




(iets) DOEN
Naamwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden 
+
een naamwoordelijk deel



(iets) ZIJN

Slide 20 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Hij blijft op school

blijft = alle werkwoorden


Hij blijft iets doen.
Naamwoordelijk gezegde



Hij blijft voetballer



?

Slide 21 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (WWG)

Hij blijft op school

blijft = alle werkwoorden


(Hij blijft iets doen).
Naamwoordelijk gezegde (NWG)

Hij blijft voetballer

blijft = werkwoord

(Hij blijft 'iets' (zijn)


Blijft voetballer  = naamwoordelijk gezegde

Het nwg bestaat dus uit alle werkwoorden én een naamwoord (bijvoeglijk of een zelfstandig naamwoord)

Slide 22 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Heeft in ieder geval één koppelwerkwoord!

Koppelwerkwoord????

Slide 23 - Slide

ZWW (zelfstandig werkwoord)

- geeft een duidelijke handeling aan in de zin (wat iemand doet)
Ik voetbal.

HWW (hulpwerkwoord)
- geen eigen betekenis
- biedt hulp aan gezegde
- nooit alleen in de zin
Ik heb gevoetbald.
KWW (koppelwerkwoord)

- kan alleen in de zin staan of samen met HWW


- NWG bevat een koppelwerkwoord


Slide 24 - Slide

Vorm van:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen

(ZWaBBeLS)

Slide 25 - Slide

Dit is een koppelwerkwoord als:
- het de betekenis in de zin heeft van ' iets' zijn.
- het aan het onderwerp een eigenschap koppelt (onderwerp = 'iets')

Hij blijft voetballer
Zij wordt later arts 
De leraar blijkt lang ziek 

Slide 26 - Slide

Werkwoordelijk gezegde ("doen")

 alle werkwoorden

Er wordt iets gedaan (doen)


De taart wordt gebakken
Naamwoordelijk gezegde ("zijn")

- werkwoordelijk deel: alle werkwoorden
- één daarvan is koppelwerkwoord
(vorm van ZWaBBeLS)
- naamwoordelijk deel: de eigenschap, 'iets' (is een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord)
- als je een naamwoordelijk gezegde hebt gevonden, zit er geen lijdend voorwerp in de zin

Mijn tante is oma.

Slide 27 - Slide

Schrijf ezelsbruggetje ZWaBBeLS op!






zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Koppelwerkwoorden als zij een eigenschap koppelen aan het onderwerp!

Slide 28 - Slide

Dus in een naamwoordelijk gezegde...
A
doet het onderwerp iets
B
wil het onderwerp iets
C
is het onderwerp iets
D
staan alleen werkwoorden

Slide 29 - Quiz

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft corona.
D
Hij is een vrolijke Frans.

Slide 30 - Quiz

werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
Ik was in mijn dromen een piraat.

Slide 31 - Drag question

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Jesper is naar het circus geweest. 

Slide 32 - Drag question

Dus... de stappen van zinsontleding

  1. Persoonsvorm
  2. Zin in zinsdelen verdelen
  3. Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
  4. Onderwerp
  5. Lijdend voorwerp (alleen bij een werkwoordelijk gezegde!)
  6. Meewerkend voorwerp
  7. Bijwoordelijke bepaling


Slide 33 - Slide

Nu doen:
Naamwoordelijk gezegde nog niet helemaal duidelijk?  --> bekijk de uitleg-PowerPoint op Magister (met oortjes).
CURSUS 5 grammatica
Oefenen? --> maak §3 Naamwoordelijk gezegde (online of uit boek blz. 210), 
maak daarna §1 ZD herhaling leerjaar 1 HV af (online).
VOLGENDE LES: LEESBOEK 3 mee!

Slide 34 - Slide

Deze les
1. stillezen
2. herhaling naamwoordelijk gezegde
3. stappen plan: is het een naamwoordelijk gezegde?
4. verder met oefenen (vorige les geëindigd)
5. nieuwsquiz

Slide 35 - Slide

Stillezen
Boek 3!

- geen boek van de vorige schrijver
- check de leeftijd, voor welke leeftijd is boek geschikt?
timer
15:00

Slide 36 - Slide

Naamwoordelijk gezegde?

Slide 37 - Slide

Stel deze vragen:
1. zit er een vorm van ZWaBBeLS in?                                  Ja
2. is dat werkwoord niet het hulpwerkwoord?               Nee
3. is/wordt/blijft etc. het onderwerp 'iets'?                      Ja
4. is die eigenschap een bijv. nw of een zelfst. nw?     Ja

                                                                                                              NWG!
De leraar werd erg ongeduldig.
Bij deze antwoorden:

Slide 38 - Slide

Nu doen:
Naamwoordelijk gezegde nog niet helemaal duidelijk?  --> bekijk de uitleg-PowerPoint op Magister (met oortjes).

Oefenen? --> maak §3 Naamwoordelijk gezegde (online of uit boek), 
maak daarna §1 ZD herhaling leerjaar 1 HV af (online).
VOLGENDE LES: §1 ZD herhaling leerjaar 1 HV af

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Link