Les 75: lijdend voorwerp

Lesplanning klas 1 mavo
- Lezen 

- Uitleg lijdend voorwerp 

- Oefenen en zelfstandig werken 
timer
10:00
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesplanning klas 1 mavo
- Lezen 

- Uitleg lijdend voorwerp 

- Oefenen en zelfstandig werken 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Antwoorden opdracht 6
a. Wie rijdt?  Onderwerp is: de helft van de inwoners 
b. Wie onderzochten? Onderwerp is: zestig journalisten uit 12 landen. 
c. Wat bevat? Onderwerp is: dit pakket 
d. De Grieken
e. De populaire animatieserie Buurman en Buurman
f. We

Slide 2 - Slide

Lijdend voorwerp 
Lijdend voorwerp vind je met de volgende 'formule:'

Wat/wie + Onderwerp + Werkw.gezegde 


Slide 3 - Slide

Lijdend voorwerp 
Jim heeft de aardappels geschild.

pv:
wg:
o: 

LV: wat heeft Jim geschild? 

Slide 4 - Slide

Les 75: lijdend voorwerp
Je weet wat het lijdend voorwerp is en hoe je deze kunt vinden in de zin. 

Slide 5 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'

A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Zelfstandig werken
  • Kijk de opdrachten van les 20 en les 21 na. 
  • Maak van les 75: lijdend voorwerp: opdracht 3. Doe dit als volgt:
pv =
wg =
o =
lv = 
  • Klaar? pak een oefenstencil 

Slide 9 - Slide

Les 75: Opdracht 3
 a het verkeer T1
b het eerste mopshondencafé van Nederland
c drie zware operaties
d extra vrouwentoiletten
e bijna 9000 euro
f zijn handen
g flyers
h zes flitspalen 

Slide 10 - Slide

Opdracht 4 en 5 
4: Je vindt het lijdend voorwerp door de vraag te stellen: wie of wat + werkwoordelijk gezegde R
+ onderwerp? Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp.

5:
a gezegde T1
b onderwerp
c lijdend voorwerp
d persoonsvorm

Slide 11 - Slide