H3 - Periode 2 - Quien soy les 1 - Hga (23-11-2021)

Bienvenidos
Lección 1 P2
Havo 3
Sra. Hoogland

¿Qué día y qué fecha es hoy?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Lección 1 P2
Havo 3
Sra. Hoogland

¿Qué día y qué fecha es hoy?

Slide 1 - Slide

Programa
Familia, personas, aspecto físico, carácter
1. INFO
2. Los numeros y las fechas
3. PALABRAS y FRASES (15m)
  • Vídeos + Vocabulario tema 1 (p.4)
  • Hablar: Frases clave (QS p.8)
4. PREGUNTAS SOBRE LA FAMILIA (20m)
  • TB p.95 + QS p.14-17, p.44

Let op: het boekje QS lever je aan het eind in.

Slide 2 - Slide

info
Toetsing 'Quién soy': 
  • Je maakt de opdrachten in het boekje Quién soy + (een deel van) de examenopgaven.
  • Je maakt het 'diario'. Dit vul je elke les in.
  • Je levert het boekje in aan het einde van dit thema. 

LET OP: HET BOEKJE BESTAAT UIT 2 DELEN!

Slide 3 - Slide

Teruggeven PO Periode 1
- Boekjes
- D-toetsen

Bekijk je beoordeling
! nog iets lekkers voor degene met de hoogste Memrise Score!

Slide 4 - Slide

Números y fechas
  1. Lee la pág. 10 QS
  2. Escucha el vídeo + completa el ejercicio 1b, preguntas 2 a 10 (alleen de linkerkolom, cijfers)
  3. Estudiar: ejercicio 1d 
  4. Hacer: ejercicio 1e


Slide 5 - Slide

Frases clave 1, p.8
Kettinggesprek
De docente stelt de eerste vraag aan een leerling, die geeft antwoord en stelt de volgende vraag aan een andere leerling in de klas
LEES DUS ALTIJD MEE

Slide 6 - Slide

Hacer preguntas en español
¿Cómo se puede hacer preguntas en español?
Hay dos posibilidades.

1. Plaats vraagtekens en gebruik een vragende intonatie (toonhoogte).
                 ejemplo: ¿Juan está enfermo? = Is Jan ziek?
2. Plaats vraagtekens en begin met een vraagwoord.
                 ejemplo: ¿Dónde está Juan? = Waar is Jan?







Slide 7 - Slide

Sleep de juiste vertaling van de vraagwoorden
 waar
hoeveel
hoe
wie
wanneer
waarom
Wat / Welk
wat
¿Cuánto?
¿Cuándo?  
¿Cómo?
¿Dónde?  
¿Cuánta?
¿Por qué?

¿Quién?
¿Cuál? 
¿Qué?  

Slide 8 - Drag question

La familia

Slide 9 - Slide

Quién NO es de la familia?
A
madre
B
hermano
C
abuela
D
amigo

Slide 10 - Quiz

Vocabulario: La familia

Meta (doel):  Opfrissen woordenschat La familia, aspecto físico, carácter.

Bekijk de twee video's op de volgende slides + noteer uit iedere video minimaal 7 woorden S-N in je schrift




¿Qué palabras aprendiste?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

VOCABULARIO
la familia, aspecto físico, carácter
Zodadelijk ga je lezen en heb je de woordenschat nodig van QS pagina 4. 

LET OP:  quizlet is niet AVG-proof, dus je kunt het ook uit je boekje leren.

Slide 14 - Slide

Hacer preguntas sobre la familia (20m)
  1. ESTUDIAR: Vragen formuleren in het Spaans, TB p.95
  2. ESTUDIAR + HACER: QS oef 3ab (p.16)
  3. HACER: Maak jouw stamboom in het Spaans, QS p.14-15. Lees de opdracht goed, daarna maken.
  4. Klaar? Maak QS p.44 (oefening 28)

Slide 15 - Slide

Deberes para la próxima clase
Leren + afmaken: getallen en data in boekje Quien Soy oef 1a+d+e+f + oef 2a (stamboom) + oef 3ab;
leren: Quien Soy vocab Tema 1 (p.4) + frases clave (p.8); 
leren: TB p.95 over ‘vragen stellen in het Spaans’
maken: QS p.44

Slide 16 - Slide

Volgende keer: Describir tu familia
  1. Herhaal de woordenlijst van thema 1, Quién soy p.4
  2. Beschrijf vier familieleden in hele zinnen, minimaal 25 woorden per familielid (naam, uiterlijk, karakter, geboortedatum...). 
  • Gebruik de woorden die je hebt ingevuld in QS oefening 3 en vul het zonodig verder aan. 
  • Varieer in je beschrijvingen.


Ejemplo: 
Mi padre se llama Martijn. 
Tiene el pelo rubio. Es sincero. También es optimista. 
Su fecha de nacimiento es el 3 de marzo de 1970.

Slide 17 - Slide