heb je een volledige samenvatting van het verhaal.
weet je welke fictiebegrippen je op de toets moet koppelen aan het verhaal.
kan je benoemen welk perspectief er voorkomt in het verhaal.
Slide 3 - Slide
Vandaag
Verhaal samenvatten
Fictiebegrippen
Fictiebegrippen vs. verhaal
Slide 4 - Slide
Samenvatten
Het verhaal heeft 23 delen. --> Jullie krijgen allemaal een nummer van 1 t/m 23.
Dit deel van het verhaal ga jij samenvatten.
Dit stuur je naar mij, ik zet het in een gezamenlijk bestand.
Slide 5 - Slide
Wat is belangrijk?
Zorg dat je je deel goed gelezen hebt.
Schrijf de belangrijkste dingen op (geen onbelangrijke details).
Zorg ervoor dat je volledige, goed lopende zinnen gebruikt.
Controleer je samenvatting op inhoud, spelling en formulering.
Klaar? --> Steek je hand op, je krijgt van mij een blad met vragen over het verhaal. Probeer dit te maken.
timer
20:00
Slide 6 - Slide
Fictiebegrippen
Welke begrippen ken je al? Neem ze over in je schrift.
Slide 7 - Slide
Fictiebegrippen
Spanningsopbouw
Onverwachte wending
Open plekken
Uitstel van ontknoping
Informatievoorsprong
Cliffhanger
Chronologisch verhaal
Niet-chronologisch verhaal
Beoordelingswoorden
kstNiet-chronologisch verhaal
Beoordelingswoorden
Spannend
Leerzaam
Ongeloofwaardig
Fictie
Fictie-realistisch
Fictie niet-realistisch
Vertelperspectief
Ik-vertelperspectief
Personaal perspectief
Alwetende verteller
Wisselend perspectief
Hoofdpersoon
Bijpersonen
Slide 8 - Slide
Fictiebegrippen
Welke begrippen ken je NOG niet? Neem ze over in je schrift.
Slide 9 - Slide
Fictiebegrippen
Spanningsopbouw
Onverwachte wending
Open plekken
Uitstel van ontknoping
Informatievoorsprong
Cliffhanger
Chronologisch verhaal
Niet-chronologisch verhaal
Beoordelingswoorden
kstNiet-chronologisch verhaal
Beoordelingswoorden
Spannend
Leerzaam
Ongeloofwaardig
Fictie
Fictie-realistisch
Fictie niet-realistisch
Vertelperspectief
Ik-vertelperspectief
Personaal perspectief
Alwetende verteller
Wisselend perspectief
Hoofdpersoon
Bijpersonen
Slide 10 - Slide
Fictiebegrippen
Noteer nu de beschrijving achter de begrippen die je al kent.
Probeer de begrippen te linken aan het verhaal.
Bijvoorbeeld: In welk vertelperspectief staat dit verhaal? Leg uit.
timer
15:00
Slide 11 - Slide
Vertelperspectief
Het oogpunt van waaruit het verhaal wordt verteld.
Ik-vertelperspectief:
Personaal perspectief:
Alwetende verteller:
Wisselend perspectief:
Slide 12 - Slide
Vertelperspectief
Het oogpunt van waaruit het verhaal wordt verteld.
Ik-vertelperspectief: Het verhaal wordt verteld door een ik-figuur (de hoofdpersoon).
Personaal perspectief: Het verhaal wordt verteld vanuit de derde persoon (hij/zij), maar de lezer heeft alleen inzicht in de gedachten en gevoelens van één personage.
Alwetende verteller: De verteller weet alles over alle personages en gebeurtenissen, ook dingen die de personages zelf niet weten.
Wisselend perspectief: Het perspectief wisselt tussen verschillende personages.
Slide 13 - Slide
Check:
Noteer een zin die duidelijk laat zien dat een verhaal is geschreven in het personaal-perspectief.