B1 - Periode 3 - H1 Les 6 - GSE (14/17-03-2023)

El programa de hoy

  1. INFO / Corregir los deberes
  2. VOCABULARIO 1.3 - 1.4
  3. HOLA, SOY TINA (TB p.23) 
  4. GRAMÁTICA: un/uno, y/e + herhaling
  5. Info MI RETRATO-opdracht
  6. Info over hoofdstuktoets
  7. SO retour
  8. REFLEXiÓN, DEBERES

Tekstballon: 'Hier spreken we Spaans'.

 'Hier spreken we Spaans.'

    1 / 20
    next
    Slide 1: Slide
    SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

    This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

    time-iconLesson duration is: 60 min

    Items in this lesson

    El programa de hoy

    1. INFO / Corregir los deberes
    2. VOCABULARIO 1.3 - 1.4
    3. HOLA, SOY TINA (TB p.23) 
    4. GRAMÁTICA: un/uno, y/e + herhaling
    5. Info MI RETRATO-opdracht
    6. Info over hoofdstuktoets
    7. SO retour
    8. REFLEXiÓN, DEBERES

    Tekstballon: 'Hier spreken we Spaans'.

     'Hier spreken we Spaans.'

      Slide 1 - Slide

      Al final de la clase: 
      -  kun je de werkwoorden hablar, llamarse, ser, tener gebruiken 
      - heb je geleerd van je fouten bij de gemaakte hw opdrachten 
      - ken je het verschil tussen un/uno
      - ken je het verschil tussen y/e
      - kun je een tekst begrijpen waarin mensen zich voorstellen
      - ken je de woorden/werkwoorden die je nodigt hebt om jezelf voor te stellen 

      Slide 2 - Slide

      Los deberes fueron (het huiswerk was):
      leren:
      Gram. nr. 1 (lidwoord), nr.3 (meervoud) , nr.17a (ontk), nr. 27 (hablar), nr. 28 (llamarse)
      Frases clave p.5

      maken:
      Voc. p.18 oef 2-3 + p.20 oefening 3ab (ser, tener) + p.21 oef 4b (hablar) + oef 5b (llamarse) + p.22 oef 1 (ontk);
      werk alvast aan de opdracht van voc.p.33 (let op: je moet er ook de lesstof van de komende les in verwerken)

      Slide 3 - Slide

      VOC p. 18 + 20
      p. 18 Ejercicio 1
      1. un
      2. el
      3. una
      4. la
      5. un
      6. el
      7. una
      8. la 
      p. 18 Ejercicio 2
      1. los chicos
      2. los países
      3. las chicas
      4. las casas

      p. 18 Ejercicio 3
      1. unos gatos
      2. unos perros
      3. unas guitarras
      4. unas ciudades
      p. 20 Ejercicio 2b

      1. tenemos
      2. tienen
      3. tenéis
      4. tienen
      5. tenemos 


      p. 20 Ejercicio 3a
      1. tiene, es
      2. tengo, soy
      3. eres
      4. somos
      5. tengo
      6. tienen


      p. 20 Ejercicio 3b
      1. tenemos                 4. tenéis
      2. tienes.                     5. sois
      3. tenemos                 6. es, es 



      Slide 4 - Slide

      VOC p. 21
      Ejercicio 4a
      1. hablo
      2. hablas
      3. hablan
      4. habla

      Ejercicio 4b
      1. habláis
      2. hablamos, hablan
      3. hablas, hablo
      4. hablan 
      Ejercicio 5a
      1. te llamas
      2. me llamo
      3. me llamo, se llama
      4. se llama

      Ejercicio 5b
      1. me llamo, se llama 
      2. os llamáis
      3. nos llamamos
      4. se llaman 

      Slide 5 - Slide

      VOC p. 22
      Ejercicio 1
      1. El chico no es holándes
      2. Yo no tengo un perro
      3. La chica no se llama Isabel
      4. Amersfoort no es un pueblo
      5. Martín no tiene la nacionalidad alemana

      Ejercicio 2
      1. Yo no hablo inglés
      2. Mi madre no es española
      3. Mis padres no son de España
      4. Marco no tiene trece años
      5. La madre de luca no se llama Marta

      Slide 6 - Slide

      VOCABULARIO 1.3 + 1.4
      timer
      3:00

      Slide 7 - Slide

      15m - ‘Hola, soy Tina.’
      Maak:  TB p.23, ejercicio 6A (pista 20-25, luisterfragmenten) 
      • noteer nrs. 1-6 onder elkaar
      • escuchar y leer (luisteren en lezen): noteer in de juiste volgorde de namen achter de nummers


      GJ p.23 pista 20
      GJ p.23 pista 21
      GJ p.23 pista 22
      GJ p.23 pista 23
      GJ p.23 pista 24
      GJ p.23 pista 25

      Slide 8 - Slide

      ‘Hola, soy Tina.’ (2)
      TB p.23
      Maak 6B: lees de zinnen + vul op de stippellijntjes de namen in. 
      Ejemplo: 1. Dos personas que tienen gatos (twee personen die katten hebben): Judith y ....

      Klaar? Maak: 
      • WB p.7 ejercicio 6
      • WB p.8 ejercicio 8
      Helemaal klaar? Werk verder aan 'mi retrato' of leer voca 1.3 - 1.4. 

      Slide 9 - Slide

      15m- Gramática un/uno, y/e 
      1. Bestudeer gram. nrs: Gram. nr 2 (un/uno) + nr. 6 (y/e)
          2. Maak: VOC p.23 oef 1 (un/uno) + oef 2 (y/e)


      Ga naar verbuga.eu.
      --> Vul in bij ww: ser, tener, hablar, llamarse
      --> Vul in bij tijden: presente

      Slide 10 - Slide

      MI RETRATO
      Info:
      OPDRACHT 
      'Mi retrato' = ‘Mijn portret’
      Lees de uitleg goed (Voc. p.33) en maak de poster.

      Inleveren in de les, volgende week





      Slide 11 - Slide

      Leren voor de toets Unidad 1
      • Vocab. 1.1 t/m 1.4 in beide richtingen 
      • Frases clave, voc. p.5 in beide richtingen 
      • Grammatica nrs. 1, 2, 3, 6, 7, 13, 17a, 25, 26, 27, 28 (llamarse alleen in het enkelvoud) 
      • Getallen 1-20 in beide richtingen (TB p.23) 

      Slide 12 - Slide

      SO retour

      Slide 13 - Slide

      1. Wat heb je vandaag geleerd?
      2. Hoe heb je gewerkt?

      Slide 14 - Open question

      Los deberes
      Leren: 
      VOC 1.3 en 1.4
      Gram. nr 2 (un/uno) + nr. 6 (y/e) + nr. 28 (llamarse)

      MAKEN + INLEVEREN: opdracht Mi retrato (toepassen frases clave+ grammatica)
      afmaken: VOC p. 21 oef 5ab, p.22 oef 2 (ontk), p.23 oef 1-2 (un/uno, y/e); WB p.8 oef 8 (werkwoorden)

      Slide 15 - Slide

      Reglas
      1. spullen en huiswerk in orde
      2. vragen? hand opsteken
      3. als docent spreekt, ben je stil
      4. binnen? op je eigen plaats zitten en spullen gereed
      5. respecteer elkaar, en zit niet aan elkaars spullen
      6. Telefoons in de telefoontas aan de muur,  
      opgeladen laptop in je rugzak

      Slide 16 - Slide

      Wat heb je vandaag geleerd?
      Geef voorbeelden.

      Slide 17 - Mind map

      Slide 18 - Video

      La pronunciación: el acento
      El acento (de klemtoon)
      1. eindigt een woord op klinker, of n, of s, dan ......
      2. eindigt een woord op een andere letter, dan .....

      Wijkt de werkelijke uitspraak af, dan schrijf je een accent.
      Het accent geeft aan op welke lettergreep de klemtoon valt.
      • het accent staat altijd dezelfde kant op ‘ 
      •  ook op een vraagwoord schrijf je een accent. Voorbeeld ¿Cómo? = Hoe?

      REPASO: spreek de woorden van vocab. 1.1 uit en pas de uitspraakregels toe.

      Slide 19 - Slide

      Slide 20 - Video