voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt

week 4, onregelmatige werkwoorden


bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

week 4, onregelmatige werkwoorden


bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

onregelmatige werkwoorden
klankverandering, dus lopen-liep, kijken-keek, schrikken-schrok

sommige werkwoorden zijn in hun vervoeging onregelmatig, zoals zullen en willen

Slide 2 - Slide

zullen:
ik zal
jij zult
hij zal
vt.
ik zou
jij zou
hij zou
wij zouden

willen:
ik wil
jij wilt
zij wil
vt.
ik wilde
jij wilde
zij wilde
wij wilden en nooit.... wouden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hij zegt dat hij naar huis (willen).
A
wilt
B
wil

Slide 5 - Quiz

Mevrouw, ik (zullen) het morgen echt doen!
A
zal
B
zou

Slide 6 - Quiz

Ik wist echt niet dat zij niet mee (willen) doen (vt)
A
wouden
B
wilden

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
verwoestte
B
verwoeste
C
verwoesten

Slide 9 - Quiz

Het vliegtuig stortte neer
stortte is een ...
A
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
B
Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Slide 10 - Quiz

Het gestrande schip trekt veel aandacht.
hoe heet de vorm "gestrande"?
A
voltooid deelwoord
B
infinitief
C
persoonsvorm
D
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

maak een foto en geef de 4 antwoorden in de volgende slide

Slide 12 - Slide

schrijf nu de 4 juiste werkwoordsvormen op

Slide 13 - Open question

nogmaals de juiste schrijfwijze

Slide 14 - Slide

voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Eindigt op EN
voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
Korte klank, dubbele medeklinker.
voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
Lange klank, er verdwijnt een klinker.
Het ....... (bakken) brood
De ..... (redden) drenkeling
de (verbreden) straat
Het ... (zinken) schip
Het ... (witten) plafond
De (vergroten) foto

Slide 15 - Drag question

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief
A
gevluchte
B
gevluchtte
C
gevluchten
D
gevluchtten

Slide 16 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede

Slide 17 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras
A
vermaaide
B
gemaaide
C
gemaaidde
D
gemaaiden

Slide 18 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verzinnen) Het ............ verhaal
A
verzonnen
B
verzonne

Slide 19 - Quiz

0

Slide 20 - Video

schrijf op het volt. deelw. bijvoeglijk gebruikt van vierendelen: de ......................................... antiekverkoper

Slide 21 - Open question

ja, en zo zag dat eruit!

Slide 22 - Slide

Wat is juist?
A
het antieke aapje
B
het antieken aapje

Slide 23 - Quiz

Wat is juist?
A
de geschatten waarde
B
de geschatte waarde
C
de geschate waarde

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Link

Hoe vind je deze stunt van Sint?
Goed geschreven?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Hoe vind je deze stunt van Sint?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 29 - Quiz

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quiz

Ik weet echt wel wat er in onze klas (gebeuren).

Slide 31 - Open question

We hebben vandaag te maken met een ............................. les.
A
meegevallen
B
mee gevallen

Slide 32 - Quiz

inhoud lessen volgende week
  • we gaan kijken en luisteren naar presentaties!
  • Verder verzorg ik een schrijfles bouwsteen 2.
  • Zelfstandig verder werken volgens je planner.
  • week voor kerst: toets bouwsteen 2, 3F
  • In toetsweek  toets spelling 3F

Slide 33 - Slide

huiswerk uit spelling 3F

Slide 34 - Slide

let op, deze opdracht staat in spelling 2F!

Slide 35 - Slide