Woordenschat H5 deel 1: Woorden uit de handel en scheepvaart

Woordenschat H5 deel 1: Woorden en uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart
Welkom terug klas 2 havo. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.

Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je boek, schrift en je Chromebook.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordenschat H5 deel 1: Woorden en uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart
Welkom terug klas 2 havo. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.

Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je boek, schrift en je Chromebook.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Leerdoel: Je herkent en begrijpt de woorden en uitdrukkingen uit de scheepvaart.
Hoe bereiken we dit doel?
1. Lezen
2 Mondelinge overhoring
3. Startopdracht maken + bespreken
4. Uitleg woorden uit de handel en scheepvaart
5. Oefenen
6. Huiswerk voor de volgende les: Opdracht 1 en 2 + leren H4 +H5 t/m de werven

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Mondelinge overhoring

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
Wat ga je doen? Maken startopdracht in je boek op blz 152.
Hoe: Je werkt in tweetallen aan deze opdracht. Je woordenlijst is weg.
Hulp: Steek je vinger op voor hulp.
Tijd: Je krijgt 3 minuten om hiermee aan de slag te gaan.
Uitkomst: Je maakt kennis met woorden/ uitdrukkingen uit de scheepvaart en de handel.
Klaar? Je mag alvast beginnen met het maken van het huiswerk: opdracht 1 en 2 via Planning. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
A= Onder zeil gaan 🡪 gaan slapen
B= Tussen wal en schip vallen 🡪 nergens bij horen
C= zijn schepen achter zich verbranden 🡪 de terugtocht voor zichzelf onmogelijk maken
D= De water loopt hem in de mond 🡪 Hij heeft veel trek
E= De wind in de zeilen hebben 🡪 geluk hebben
F= Iemand in de boot nemen 🡪 iemand beetnemen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Uitleg
Filmpje via Nieuw Nederlands

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vul aan: Je moet roeien met de ..... die je hebt.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Roeien met de riemen. Is er hier sprake van een alliteratie of eindrijm?
A
alliteratie
B
eindrijm

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord past in de zin: Op de informatieavond van de gemeente over de reorganisatie van sportaccommodaties kwamen de bewoners […] opdraven.
A
kolossaal
B
massaal
C
rechtstreeks
D
vooralsnog

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De uitdrukking door de wind gaan stamt uit de scheepvaart. Een zeilboot kan niet tegen de wind in zeilen, maar moet, als de wind recht van voren komt, het zeil van de ene naar de andere kant bewegen. Wat zou de uitdrukking door de wind gaan betekenen? Noteer de betekenis.

Slide 11 - Open question

Van mening veranderen
Instructie
Wat ga je doen? Maken opdracht 1 en 2 online via Planning.
Hoe ga je te werk? Je werkt alleen, maar je mag fluisterend overleggen.
Hulp: De docent loopt rond voor het beantwoorden van vragen.
Tijd: Tot het einde van de les ga je hiermee aan de slag.
Uitkomst: Je kent de woorden, spreekwoorden en uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart.
Klaar? Leren woordenlijst H4+H5 t/m 'de werven'.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions