Bij het ontleden benoem je eerst: de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. De zinsdelen
die je overhoudt na het benoemen, zijn de bijwoordelijke bepaling (bwb).
Niet elke zin bevat een lv, mv of bwb en sommige zinnen hebben meer dan één bwb.
Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de vragen:
waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.