What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Formuleren: les 2 Verwijzen naar personen en dingen
Welkom bij Nederlands!
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
90 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Slide
Telefoons inleveren
Slide 2 - Slide
Magister
Kan iedereen nu in Magister?
Wie kan Magister niet in de app openen?
Slide 3 - Slide
Leg het volgende op je tafel....
- je laptop
- je boek Nieuw Nederlands
- je schrift
- je pen/potlood
Slide 4 - Slide
Huiswerk checken
Opdracht 1,2 en 3
(p.216/217)
Slide 5 - Slide
HUISWERK NAKIJKEN
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Formuleren
Verwijzen naar personen en dingen
Slide 10 - Slide
In deze paragraaf:
Oefenen met
onzijdige,
mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
zelfstandige naamwoorden in meervoud.
Oefenen met
het gebruiken van de juiste verwijswoorden.
Slide 11 - Slide
Wat zijn verwijswoorden?
A
Een woord dat een schuldige aanwijst.
B
Een groepje woorden.
C
Een woord dat verwijst naar een ander woord of stukje tekst.
D
Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken.
Slide 12 - Quiz
Wat is geen verwijswoord?
A
de
B
deze
C
het
D
dat
Slide 13 - Quiz
Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud
Slide 14 - Quiz
Het, dit, dat zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar:
A
de-woord enkelvoud
B
het-woord enkelvoud
Slide 15 - Quiz
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 16 - Drag question
voegwoorden
verwijswoorden
omdat
terwijl
ze
hij
die
hierdoor
hoewel
wat
Slide 17 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vind
________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 18 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 19 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Rachida doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 20 - Drag question
Zo kies jij het juiste verwijswoord: blz 216
Slide 21 - Slide
Aan de slag!
Oefenen met verwijswoorden:
Maken (blz 217)
opdracht 4 in je schrift
opdracht 5 in je schrift
opdracht 6 in je schrift
bekijk ook goed het schema op blz 216
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
More lessons like this
Formuleren: Verwijzen naar personen en dingen
November 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
Formuleren; Meer oefenen met verwijzen
December 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
les 3: Formuleren Verwijzen naar Bezit
November 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Cursus 6 - Formuleren - paragraaf 2 - verwijzen naar personen en dingen
January 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 2
Cursus 6 - Formuleren - paragraaf 2 - verwijzen naar personen en dingen
September 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 2
Formuleren en woordenschat 4
January 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Formuleren; Meer oefenen met verwijzen
December 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
6.2 Verwijzen naar personen en dingen vmbo kgt
February 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2