Formuleren; Meer oefenen met verwijzen

Welkom bij Nederlands
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Telefoons inleveren

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Magister
Kan iedereen nu in Magister?
Wie kan Magister niet in de app openen?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands
- Je laptop
- Je schrift 
- Je pen/etui


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk nakijken

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions


Meer oefenen met verwijzen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Doelstellingen:
  • Je leert verwijswoorden op de goede manier gebruiken. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Meer oefenen met verwijswoorden
Sommige verwijswoorden lijken erg op elkaar. Bijvoorbeeld:
me, mij en mijn  of;
je, jou en jouw

Je moet goed weten wanneer je wat gebruikt. Maar wanneer gebruik je welk verwijswoord?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Zo gebruik je de verwijswoorden:

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vorige maand bezocht mijn familie uit Australië ons en
 ...            was echt een verassing.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 15 - Drag question

Herhaling paragraaf 3.
Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Marlea's vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
drumstel
hij
zij
het
ze

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Wat zijn allemaal
bezittelijk voornaamwoorden?
A
jouw, mij, uw
B
jou, mijn, uw
C
jouw, mijn, uw
D
jou, mijn, u

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het bezittelijk voornaamwoord
A
Hij
B
Hem
C
Zijn
D
Is

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

‘Ik’ is een persoonlijk / bezittelijk voornaamwoord.
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Maken: opdracht 5 t/m 8 (blz. 221)

opdracht 5: in je schrift
opdracht 6; in je schrift
opdracht 7: de hoef je niet te maken
opdracht 8; in je schrift

klaar? Ga online oefenen met 'meer oefenen met verwijzen'  op Magister bij leermiddelen. 



Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions