BK2 Blok3: Lezen

LEZEN
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

LEZEN

Slide 1 - Slide

Na deze les:
  • kun je uitleggende teksten herkennen en lezen;
  • kun je infographics lezen.

    Slide 2 - Slide

    Tekstsoorten
    tekstsoort
    tekstdoel
    informerende tekst

    informeren: de lezer iets nieuws vertellen

    amuserende tekst

    amuseren: de lezer vermaken of plezier geven

    aansporende tekst

    overhalen: de lezer overhalen iets te doen

    uitleggende tekst

    uitleggen: de lezer uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet

    overtuigende tekst

    overtuigen: een mening geven en uitleggen waarom die mening waar is

    Slide 3 - Slide

    Informerende teksten en uitleggende teksten
    Informerende teksten en uitleggende teksten lijken op elkaar, maar zijn toch anders.


    tekstdoel
    informeren: de lezer iets nieuws vertellen
    tekstsoort
    informerende tekst

    tekstvorm
    nieuwsbericht, tijdschriftartikel, verslag, werkstuk, folder
    tekstdoel
    uitleggen: de lezer uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet
    tekstsoort
    uitleggende tekst

    tekstvorm
    schoolboektekst, recept, handleiding, gebruiksaanwijzing

    Slide 4 - Slide

    Lees de tekst ‘Maak je eigen stop-motion’ verkennend.

    Slide 5 - Slide

    Wat is de tekstsoort van de tekst?
    A
    informerende tekst
    B
    uitleggende tekst
    C
    aansporende tekst
    D
    amuserende tekst

    Slide 6 - Quiz

    Wat is de tekstvorm van de tekst?
    A
    handleiding
    B
    schoolboektekst
    C
    recept
    D
    brief

    Slide 7 - Quiz

    Wat is het onderwerp van de tekst?

    Slide 8 - Open question

    Wat is het tekstdoel?

    Slide 9 - Open question

    Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?

    Slide 10 - Open question

    Instructies
    Veel uitleggende teksten zijn instructies. Een instructie is een uitleg over hoe je iets moet doen, zoals een recept of een knutseluitleg.

    Instructies hebben een of meer van deze kenmerken:
    • uitleg in stappen, vaak met nummers, streepjes of bolletjes;
    • in de stappen staan volgordewoorden: eerst, daarna, ten slotte;
    • elke stap begint met een werkwoord;
    • afbeeldingen maken de stappen duidelijk.

    Slide 11 - Slide

    Tips voor het lezen van instructies:

    • Lees een instructie aandachtig en stap voor stap.
    • Probeer voor je te zien wat je leest. Zo ‘oefen’ je in je hoofd alvast wat je moet doen.
    • Lees altijd eerst de hele instructie voordat je aan de slag gaat.
    • Bij één stap of in één zin staan soms twee dingen die je moet doen. Let daar op, zodat je geen stap overslaat.

    voorbeeld
    Kies eerst het juiste wasprogramma en sluit daarna de deur van de wasmachine.

    Slide 12 - Slide

    Kijk naar de tekst. 
    Welke kenmerken van een instructie herken je wel in de tekst en welke niet?

    1. uitleg in stappen
    2. stappen met nummers, streepjes of bolletjes
    3. in de stappen staan volgordewoorden
    4. elke stap begint met een werkwoord 
    5. afbeeldingen maken de stappen duidelijk

    Slide 13 - Slide

    Lees de tekst nu grondig.

    Slide 14 - Slide

    Lijkt deze uitleg jou interessant?

    Leg uit waarom je dat vindt.

    Slide 15 - Open question

    Denk na over je leesmanier
    a.  Je hebt een vrij oude telefoon met een camera van 2 megapixels. Je wilt weten of je hiermee stop-motion kunt maken. Welke leesmanier kies je?

    b. Waar in de tekst zou je het antwoord op deze vraag kunnen vinden?

    c. Kun je met die telefoon aan de slag met stop-motion?

    Slide 16 - Slide

    Lees de tekst ‘Maak je eigen stop-motion’ nu grondig.
    Wat is het deelonderwerp in alinea 2?

    Slide 17 - Open question

    Alinea 2 heeft geen tussenkopjes.
    Bedenk voor deze alinea een passend tussenkopje.

    Slide 18 - Open question

    Kijk naar de moeilijke woorden in de tekst.

    Zeg in eigen woorden: blink jij niet uit in tekenen (regel 1).

    Slide 19 - Open question

    Kijk naar de moeilijke woorden in de tekst.

    Schrijf de betekenis op van niet-realistisch (regel 19).

    Slide 20 - Open question

    Kijk naar de moeilijke woorden in de tekst.

    Zeg in eigen woorden: de volgende positie (regel 29-30).

    Slide 21 - Open question

    Stap 5 bestaat eigenlijk uit vier stappen. Zet deze stappen onder elkaar. Begin elke stap met een werkwoord.

    Slide 22 - Open question

    Denk je dat jij deze uitleg kunt uitvoeren?


    Hoe komt dat?

    Slide 23 - Slide

    Infographic
    Een tekstvorm waarin de afbeeldingen duidelijk opvallen, is de infographic of informatieve afbeelding. De afbeeldingen vormen één geheel met de tekst. Een deel van de informatie lees je in de tekst, een ander deel zie je in de afbeeldingen. Een informatieve afbeelding hoef je niet altijd van boven naar beneden te lezen.

    Het doel van infographics is meestal informeren, maar soms ook uitleggen hoe iets werkt.

    Slide 24 - Slide

    Check!
    • herken je een aansporende tekst?

    • kun je een tekst grondig lezen?

      Slide 25 - Slide

      Wazzzuuuppp!?!
      😒🙁😐🙂😃

      Slide 26 - Poll

      Leesplan

      Slide 27 - Slide