This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
th1c welkom
Opzoeken: Esther 3: 8 tm 15 (blz. 623)
Pak je lesboek, schrift, leesboek en agenda
Slide 1 - Slide
Deze les
nakijken huiswerk fictie blz. 73 en verder: tm opdracht 3
Het Pungelhuis
uitleg zinsontleden tm werkwoordelijk gezegde
2e les: lokaal 159 Digitaal maken grammatica werkwoordelijk gezegde
Slide 2 - Slide
grammatica: ontleden zinsdelen
Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden die voor de pv kunnen = zinsdeel
Zoek het onderwerp: wie (of wat) + pv?
Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin Let op scheidbare werkwoorden: Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
Slide 3 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Daar help ik de klanten.
A
de klanten
B
help
C
daar
D
ik
Slide 4 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
In het weekend werk ik in een dierenspeciaalzaak.
A
ik
B
in het weekend
C
werk
D
dierenspeciaalzaak
Slide 5 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Samen gaan we eerst de dieren verzorgen.
A
eerst
B
gaan
C
verzorgen
D
gaan verzorgen
Slide 6 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik begin altijd om acht uur.
A
altijd
B
acht
C
ik
D
begin
Slide 7 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Voor tienen moet ik de winkel aangeveegd hebben.
A
moet aangeveegd
B
aangeveegd hebben
C
tienen
D
moet aangeveegd hebben
Slide 8 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De voorraden zijn de vorige dag al bijgevuld.
A
bijgevuld
B
de voorraden
C
zijn
D
zijn bijgevuld
Slide 9 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Kinderen zitten vaak de konijntjes te aaien.
A
aaien
B
zitten te aaien
C
te aaien
D
zitten
Slide 10 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde? Het huis brandt helemaal af
A
het huis
B
brandt af
C
brandt helemaal
D
brandt
Slide 11 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde? De school gaat vandaag op tijd uit.
A
gaat uit
B
gaat
C
gaat vandaag uit
D
gaat op tijd uit
Slide 12 - Quiz
2e uur in lokaal B159
In de digitale methode maak je grammatica werkwoordelijk gezegde (=huiswerk 13 februari)
Kijk ook even of je nog wat over moet doen van grammatica onderwerp!