This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom!
Pak je laptop erbij en ga naar Lessonup
Slide 1 - Slide
Vandaag
H1-3: tekstverbanden, tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm, titel en onderwerp, hoofdgedachte, functies inleiding en slot, argumenten herkennen
informatieve tekst, betogende tekst,
Hoofdstuk 4: activerende tekst, beeld en opmaak, tekstverband middel/doel en voorwaardelijk
Slide 2 - Slide
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 3 - Quiz
Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding niet?
A
het onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
de conclusie weergeven
D
een samenvatting geven
Slide 4 - Quiz
Functies inleiding
Onderwerp noemen of beschrijven
de aanleiding noemen
de centrale vraag stellen
de mening van de schrijver geven
een samenvatting geven
Slide 5 - Slide
Wat hoort NIET bij de functies van een slot?
A
aanleiding noemen
B
conclusie
C
samenvatting
D
advies
Slide 6 - Quiz
Welk tekstverband hoort niet bij het tekstverband 'opsomming'?
A
Terwijl
B
Daarna
C
Verder
Slide 7 - Quiz
Tekstverbanden, het signaalwoord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
uitleggend
C
tegenstellend
D
redengevend
Slide 8 - Quiz
Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
Terwijl
B
Daarnaast
C
Toch
Slide 9 - Quiz
Tekstverband: middel en doel
Geeft aan dat je iets wilt bereiken (doel) en wat je daarvoor nodig hebt (middel)
Om warm te blijven (=doel), doe ik een muts op (= middel)
Signaalwoorden: om te, met als doel, waarmee, daarmee
Slide 10 - Slide
Formuleer een zin met het tekstverband middel en doel. Gebruik een van de volgende signaalwoorden: om te, met als doel, waarmee, daarmee
Slide 11 - Open question
Tekstverband: voorwaardelijk
Geeft aan dat iets past gebeurt als aan een voorwaarde is voldaan
Als je je kamer opruimt (=voorwaarde), mag je naar het feestje
Signaalwoorden: als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve als, op voorwaarde dat
Slide 12 - Slide
Formuleer een zin met een voorwaardelijk tekstverband. Gebruik een van de volgende signaalwoorden: als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve als, op voorwaarde dat
Slide 13 - Open question
Even oefenen
Pak Talent en je schrift
Tekst 1, bladzijde 21
Slide 14 - Slide
Opdracht 3
A) De duurzaamheid van grote modeketens.
B) Duurzame kleding is kleding die wordt geproduceerd zonder dat dit schadelijk is voor het milieu, zonder het uitbuiten van de mensen die de kleding maken.
C) Het tekstdoel is informeren. De lezer krijgt informatie over een onderzoek naar de duurzaamheid van grote modeketens.
D) Nee. De lezer wordt nergens rechtstreeks aangespoord om voortaan kleding bij de duurzaamste ketens te kopen.
Slide 15 - Slide
Opdracht 4
A) De tekst gaat over duurzaam geproduceerde kleding. Bij duurzaamheid horen niet alleen de arbeidsomstandigheden, maar ook het klimaat- en milieubeleid van de fabrieken.
B) Met een ander prijskaartje wordt de figuurlijke prijs bedoeld die werkneemsters van de Indiase textielspinnerijen voor de productie van de goedkope kleding betalen: zij hebben te maken met slechte arbeidsomstandigheden. Bovendien verwijst het naar de prijs die het milieu betaalt voor de schade die de kledingindustrie aanricht.
Slide 16 - Slide
Opdracht 5
B) Klimaat/CO2: de milieuvriendelijkheid van de energievoorziening. • Milieubeleid: de mate waarin bij de productie rekening wordt gehouden met het milieu. • Arbeidsomstandigheden: de omstandigheden waaronder de werknemers hun werk moeten doen.
C) Beste keten: C&A; slechtste keten: Wibra.
D) Nee, want dit bedrijf heeft een score van 17 en de maximum score is 36. Met een score van 17 valt er dus nog heel wat te verbeteren.