Leestekens

Leestekens
1 / 11
next
Slide 1: Slide
TaalPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leestekens

Slide 1 - Slide

Doel
Ik kan zinnen maken met 
de leestekens op de juiste plek.

Slide 2 - Slide

Een zin die je zegt.
Een zin die je vraagt.
Een zin die je roept.
Een zin waar je iets opsomt.
Een zin die zegt dat je iets moet doen.
Een zin waar je iets opsomt.
Het zorgt voor een korte pauze in de zin.
,
,
!
:
.
?
!

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Wat is goed?
A
Piet
B
piet

Slide 5 - Quiz

Wat is goed?
A
Rome ligt in Italië.
B
Rome ligt in italië.
C
rome ligt in italië.
D
rome ligt in Italië.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Piet zegt: "We gaan naar huis."
B
Piet zegt: "we gaan naar huis."

Slide 7 - Quiz

Feestdagen, wat is juist?
A
pasen, kerstmis, pinksteren
B
Pasen, Kerstmis, Pinksteren

Slide 8 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Vanavond eten wij pizza, omdat ik dat lekker vind.
B
Vanavond eten wij pizza! omdat ik dat lekker vind

Slide 9 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Nu ik er aan denk? wat eten we eigenlijk vanavond!
B
Nu ik er aan denk; Wat eten we eigenlijk vanavond?

Slide 10 - Quiz

Het werkblad

Slide 11 - Slide