Donderdag 28 mei 2020

Donderdag 28 mei
Goedemorgen! 

Maak alleen de opdracht die bij jouw kleur hoort!
De opdrachten die NIET jouw kleur hebben, moet je NIET maken!
Vandaag leer je:
  • nieuwe woorden bij thema 13 Vriendschap
  • een tekst schrijven over een vriend/vriendin
  • een tekst lezen en de vragen beantwoorden
                                       
Heb je een vraag?  Vraag het mevrouw Marieke of mevrouw Wafaa!!
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donderdag 28 mei
Goedemorgen! 

Maak alleen de opdracht die bij jouw kleur hoort!
De opdrachten die NIET jouw kleur hebben, moet je NIET maken!
Vandaag leer je:
  • nieuwe woorden bij thema 13 Vriendschap
  • een tekst schrijven over een vriend/vriendin
  • een tekst lezen en de vragen beantwoorden
                                       
Heb je een vraag?  Vraag het mevrouw Marieke of mevrouw Wafaa!!

Slide 1 - Slide

De groepen en kleuren
Groep 1: Saber, Sedra, Deane, Dina, Alireza, Emily, Abed, Kisanet

Groep 2: Simon, Robel, Ahmad, Soheil

Groep 3: Nagham, Romina, Ailin, Gülin, Kawsar

Groep 4: voor alle leerlingen!

Slide 2 - Slide

Groepen
Zo ziet het eruit. Kijk goed welke kleur de opdracht heeft en/of jouw naam erbij staat. Dat zie je links onder op de dia.

Slide 3 - Slide

Programma
  1. 00 - 10.15 uur Lessonup
    10.15 - 10.30 uur Pauze
    10.30 - 11.00 uur Lessonup
    11.00 - 11.45 uur Disk: Thema 13: Vriendschap
    11.45 - 12.30 uur Rekenen

Ik bel vandaag met 
Sedra, Abed,  Soheil,  Saber,  Alireza,  Emily
om 10.30u

Slide 4 - Slide

Vraag over de video van Whatsapp.
Aan welke tafel werkt mevrouw Marieke?

Slide 5 - Open question

Woorden
Maak alleen de opdrachten van jouw kleur!

De woorden horen bij het thema 'vriendschap'
van Disk

Slide 6 - Slide

Wat betekent:
gezellig
A
iets moeilijk vinden
B
iets mooi vinden
C
het leuk hebben met elkaar
D
iets raar vinden

Slide 7 - Quiz

Wat betekent:
goed
A
dat je iemand niet aardig vindt
B
dat je geen fouten maakt
C
dat het niet leuk is
D
dat iets stom is

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
halen
A
iets wegbrengen
B
meenemen naar hier
C
iets aan een ander geven

Slide 9 - Quiz

Wat betekent:
helpen
A
iets voor jezelf doen
B
iets alleen doen
C
iets voor een ander doen

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met:
gezellig

Slide 11 - Open question

Maak een zin met:
goed

Slide 12 - Open question

Maak een zin met:
halen

Slide 13 - Open question

Maak een zin met:
helpen

Slide 14 - Open question

Wat betekent:
huilen
A
lachen
B
tranen uit je ogen omdat je verdrietig bent
C
dansen
D
vrolijk zijn

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
iemand
A
niemand
B
een dier
C
een persoon die je niet kent
D
een persoon die je goed kent

Slide 16 - Quiz

Waar zie je:
de jas
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Wat betekent:
de kritiek
A
zeggen wat je goed vindt
B
zeggen wat je er niet goed aan vindt

Slide 18 - Quiz

Maak een zin met:
huilen

Slide 19 - Open question

Maak een zin met:
iemand

Slide 20 - Open question

Maak een zin met:
de jas

Slide 21 - Open question

Maak een zin met:
de kritiek

Slide 22 - Open question

Wat betekent:
heten
A
dat iets warm is
B
de naam die je hebt
C
dat je het goed weet

Slide 23 - Quiz

Wat is goed:
(ondersteunen)
A
Ik ga hem pijn doen, ik ondersteun hem.
B
Ik ga hem alleen laten, ik ondersteun hem.
C
Ik ga hem helpen, ik ondersteun hem.
D
Ik ga hem laten lachen, ik ondersteun hem.

Slide 24 - Quiz

Wat betekent:
het individu
A
alle mensen samen
B
een groepje mensen
C
het persoon alleen, zelfstandig
D
twee mensen samen

Slide 25 - Quiz

Wat betekent:
keihard
A
heel zacht
B
hard
C
heel erg hard
D
een beetje hard

Slide 26 - Quiz

Maak een zin met:
heten

Slide 27 - Open question

Maak een zin met:
het individu

Slide 28 - Open question

Maak een zin met:
ondersteunen

Slide 29 - Open question

Maak een zin met:
keihard

Slide 30 - Open question

Schrijfopdracht
Lees wat je moet doen. Schrijf goede zinnen! Niet alleen losse woorden.

Slide 31 - Slide

Schrijf over een goede vriend of vriendin uit je geboorteland.
Gebruik de volgende vragen:

Hoe heet hij of zij? Hoe oud is hij of zij? Hoe lang ken je hem of haar al? Hoe heb je hem of haar leren kennen? Wat deden jullie samen?
Heb je nu nog contact? Nee? Waarom niet? Ja? Hoe?
Weet je nog meer te schrijven? Doe dat dan maar!

Slide 32 - Open question

Uitspraak/voorlezen
Spreek met Whatsapp in wat je over je vriend of vriendin hebt geschreven en stuur dit naar mevrouw Marieke.

Slide 33 - Slide




Pauze!

Slide 34 - Slide

Begrijpend lezen
Lees de tekst en maak de vragen. Let op! De vragen zijn niet moeilijk. Ik wil dat je alle vragen in 1 keer goed beantwoordt!

Slide 35 - Slide

De tekst (deel 1)
Tom en Jade praten met elkaar op het schoolplein. Met wie praat Jade Nederlands?

Tom:Hé, hallo, hoe gaat het met jou?
Jade: Goed! En met jou?
Tom:Ook goed. En, hoe gaat het met je Nederlands? 
Jade:Het gaat goed, maar ik moet nog veel oefenen met spreken.
Tom:Ja, dat is belangrijk, spreken. Kun je met iemand oefenen?
Jade:Met de buren. Ik praat Nederlands met de buren. Ik heb heel aardige buren.
Tom:Ah, dat is fijn.
Jade:En met mijn Nederlandse vrienden praat ik ook Nederlands. Ze helpen mij elke week met de Nederlandse les.
Tom:En met je familie?
Jade:Met mijn familie praat ik Chinees! Chinees is mijn moedertaal!

Slide 36 - Slide

Is de zin goed of fout?
Jade praat op het schoolplein met haar buren.
A
goed
B
fout

Slide 37 - Quiz

Is de zin goed of fout?
Jade praat Nederlands met haar buren.
A
goed
B
fout

Slide 38 - Quiz

Is de zin goed of fout?
De buren van Jade helpen haar bij de Nederlandse les.
A
goed
B
fout

Slide 39 - Quiz

Is de zin goed of fout?
De moedertaal van Jade is Chinees.
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quiz

De tekst (deel 2)
Het gesprek op het schoolplein gaat verder. Waar wonen de vader en moeder van Jade?

Tom:Woont je familie ook in Nederland?
Jade:Mijn broer woont hier. Hij is hier al twintig jaar. En mijn zus woont hier ook. Zij is hier nu drie jaar. Wij wonen samen in een huis.
Tom:En je ouders?
Jade:Mijn vader en moeder wonen in China. 
Tom:O, dat is jammer voor jou. En voor je kinderen!
Jade:Ja, opa en oma wonen ver weg. Dat is erg jammer. Maar we sturen veel foto’s naar China. En we bellen elkaar vaak.
Tom:Dat is mooi.
Jade:En volgend jaar gaan we naar China. We gaan bij mijn vader en moeder op bezoek. En bij de rest van de familie natuurlijk!

Slide 41 - Slide

Waar woont de broer van Jade?
A
In Nederland
B
In China

Slide 42 - Quiz

Waar woont de zus van Jade?
A
In Nederland
B
In China

Slide 43 - Quiz

Waar wonen de ouders van Jade?
A
In Nederland
B
In China

Slide 44 - Quiz

Wanneer gaat Jade naar China?
A
Volgende maand
B
Volgend jaar

Slide 45 - Quiz

Disk bronnen en bouwstenen 
Werk in Disk. Denk ook aan het maken van een toets. 

Heb je een vraag? 
Vraag het mevrouw Wafaa

Slide 46 - Slide

Rekenen
fflerenrekenen.nl
rekenen.nl


Slide 47 - Slide