Mens en omgeving Deel A

Werken bij mensen met een beperking
Samenvatting deel A
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werken bij mensen met een beperking
Samenvatting deel A

Slide 1 - Slide

Hoeveel wasmiddel je gebruikt (dosering), is vooral afhankelijk van
A
De vuilgraad en de hardheid van het water
B
De kleur van het wasgoed en de vuilgraad
C
Het merk wasmachine en de hardheid van het water
D
De hardheid en de temperatuur van het water

Slide 2 - Quiz

! lees eerst het etiket van het product: 

Slide 3 - Slide

Sleep de onderdelen in de juiste volgorde zodat je de was juist kunt uitvoeren:
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
Was sorteren
Was ophangen
Wassen
Was controleren
Was strijken
Was opvouwen

Slide 4 - Drag question

Stappen was sorteren 
1. Controleer het wasgoed 
2. Verdeel het wasgoed in vier groepen
3. Maak wasstapels (op temperatuur, kleur)
4. Stop het in de wasmachine en kies het juiste programma 

Slide 5 - Slide

Voor welke was is dit wasmiddel:
A
bonte was
B
fijne was
C
witte was
D
handwas

Slide 6 - Quiz

Inweek-en voorwasmiddelen 
Voorwasmiddelen zijn bedoeld voor het voorwassen van wasgoed met sterke vervuilingen of vetvlekken met veel enzymen

Slide 7 - Slide

Om het beste resultaat te bereiken bij schoonmaken moet je het juiste schoonmaakmiddel kiezen.

Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen.


1. reinigingsmiddelen
2. onderhoudsmiddelen
3. desinfecteermiddelen
4. oplosmiddelen

Slide 8 - Slide

Wat zijn beide producten?
A
Allesreiniger en stofzuiger
B
Chloor en schuurmiddel
C
Chloor en microvezeldoek
D
Schuurmiddel en zeem

Slide 9 - Quiz

Reinigheidsniveaus
  • Ruwschoon: Lage eisen aan schoonmaken. Bijvoorbeeld een berging/garage.
  • Huishoudelijk schoon: Zichtbare vuil is weg. Nog wel bacteriën in de ruimte. Bijv. woonkamer.
  • Smetschoon: Een ruimte waar zelfs de bacteriën gedood zijn. 

Slide 10 - Slide

Efficiënt werken
Dit houdt in dat  je doelmatig werkt, dus met zo weinig mogelijk inspanning zoveel mogelijk schoonmaken. Enkele tips om efficiënt te werken:
  • Zorg dat je alle schoonmaakmiddelen en materialen bij je hebt op de materiaalwagen.
  • Zet alles op ooghoogte zodat je geen tijd verliest met bukken.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Visuele beperking
Auditieve beperking

Slide 13 - Slide

Bij welke beperking heb je rolstoel nodig?
A
een auditieve beperking
B
een verstandelijke beperking
C
een motorische beperking
D
een visuele beperking

Slide 14 - Quiz

Een ander woord voor een lichamelijke beperking:
A
geestelijke beperking
B
chronische beperking
C
fysieke beperking
D
auditieve beperking

Slide 15 - Quiz

Welke soort beperking hoort bij deze beschrijving?
Christa van twaalf jaar heeft een denkniveau van een zesjarige.
Willem communiceert met gebarentaal. 
Noah is spastich.
Emre heeft een blindegeleide hond. 
Doortje heeft het syndroom van Down.
Auditieve 
Motorische 
Verstandelijke 
Visueel 
Verstandelijke 

Slide 16 - Drag question

Ik heb een visuele beperking, dan heb ik een beperking van ….
A
spraak
B
gezichtsvermogen
C
beweging
D
sociaal

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Controleer vooraf:
  • Rolstoel op de rem
  • Voetsteunen uitklappen
  • Banden opgepompt

Slide 19 - Slide

Waar staat 'GFT' voor?

Slide 20 - Open question

Sleep het afval naar de bak waar het hoort.
GFT
PMD
papier
restafval
glas
KCA
appelschil
plastic zakje
oude krant
leeg blikje cola
batterijen
lege zak chips
kapotte glazen vaas
dode bloemen

Slide 21 - Drag question

HAM code
  1. Hygiëne (smetschoon, desinfectie)
  2. Arbo (ergonomie)
  3. Milieu (afval sorteren)

Slide 22 - Slide

Schoonmaakregels 
  • Werk van schoon naar vuil. 
  • Werk altijd van buiten naar binnen.
  • Werk van hoog naar laag. 
  • Werk in een logische werkvolgorde. 
  • Begin altijd op een vast punt. 
  • Werk steeds linksom of rechtsom in een ruimte.

Slide 23 - Slide