What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
grammatica 30 november
Deze les
Woordsoorten
persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
herhalen
Zinsdelen
uitleg 2H/V H3
'werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde'
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Deze les
Woordsoorten
persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
herhalen
Zinsdelen
uitleg 2H/V H3
'werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde'
Slide 1 - Slide
Wat weet je van het persoonlijk voornaamwoord?
Slide 2 - Mind map
En wat weet je van het
bezittelijk voornaamwoord?
Slide 3 - Mind map
Veelgemaakte fouten in opdr. 4 en 5
1. Jullie moesten dat broertje van
je
eens manieren leren.
2. Kan die vriend van
je
ons niet helpen met ons zware werk?
Wat ging hier mis?
Slide 4 - Slide
Hoe gaat het met jouw cijfers?
'jouw' is een:
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 5 - Quiz
Die fiets is van jou.
'jou' is een:
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 6 - Quiz
Dit is mijn zus.
'mijn' is een:
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 7 - Quiz
MIJN telefoon ligt nog aan de lader.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 8 - Quiz
Hij bracht ons naar dat feest.
Wat voor soort is het woord HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 9 - Quiz
Hij bracht ons naar dat feest.
Wat voor soort is het woord DAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 10 - Quiz
H3 WG of NG?
- uitleg
- oefenen met opdracht 2 en 3 (in je schrift)
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Geeft aan wat iets of iemand doet.
Hij gooit propjes.
Zij draagt rode schoenen.
Het gaat regenen.
Naamwoordelijk gezegde
Geeft aan wat iets of iemand is.
Hij is vervelend.
Zij lijkt oud.
Het wordt ijskoud.
Slide 13 - Slide
1. Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen?
NEE --> WERKWOORDELIJK GEZEGDE
JA --> 2. Is er een ander werkwoord met duidelijke betekenis?
JA --> WERKWOORDELIJK GEZEGDE
NEE --> NAAMWOORDELIJK GEZEGDE
Slide 14 - Slide
NG OF WG?
Zij schijnt erg aardig te zijn.
Slide 15 - Open question
NG OF WG?
Het licht van de zaklantaarn schijnt erg fel.
Slide 16 - Open question
NG OF WG?
Mijn broer is gisteren achttien jaar geworden.
Slide 17 - Open question
NG OF WG?
Hij is meteen gaan autorijden.
Slide 18 - Open question
Stencil
- Opdracht 2 (blz 111)
- Deze opdracht maak je in je schrift
- Je werkt ALLEEN
- Klaar? Begin vast met opdracht 3
Slide 19 - Slide
More lessons like this
2V Grammatica Zinsdelen H3: Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
November 2022
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2V Grammatica Zinsdelen H3: Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
May 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
NN6 HV2 - H3: WG of NG? (2)
November 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2ha Grammatica Zinsdelen - H3
February 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
NN6 HV2 - H3: WG of NG? (2)
September 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
NN6 HV2 - H3: WG of NG? (2)
September 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Havo 2 - H3: WG of NG?
January 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
NN6 - HV2 - Grammatica H3 - Zinsdelen
November 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2