This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Het programma
- huiswerk nakijken
- herhalen zinsdelen
- lekker aan de slag!
Slide 2 - Slide
huiswerk nakijken
Maken oefening 1, 2 en 3 vanaf blz. 32.
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
De persoonsvorm vind je door de zin van tijd of getal te veranderen. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. Of je maakt er een vraagzin van, pv staat dan vooraan.
De persoonsvorm is een zinsdeel. Voor de persoonsvorm kan maximaal 1 zinsdeel staan. De persoonsvorm kan ook aan het begin van de zin staan; dan staat er dus geen zinsdeel voor.
Slide 4 - Slide
Zin in zinsdelen knippen:
Zet een streep onder de pv
Zet de pv tussen zinsdeelstrepen.
Alles wat vóór de pv staat, is altijd een zinsdeel. Daar hoef je dus geen strepen meer te zetten.
3. Verander de woordvolgorde van de zin. De betekenis van de zin mag niet veranderen!
4. Ga hiermee door tot je alle zinsdelen hebt gevonden.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat wordt bedoeld met een zinsdeel?
A
Ieder woord in de zin is een zinsdeel
B
Alles wat maximaal voor de PV kan staan
Slide 7 - Quiz
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
Mijn
vriend
eet
een
broodje
kroket
Slide 8 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. Zet eerst de pv in vak 2 en begin dan vooraan en werk in volgorde van links naar rechts. Zet woorden die bij elkaar horen in hetzelfde vak.