This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Het marketingnetwerk
Hoofdstuk 2 CE
Slide 1 - Slide
Waar gaan we het over hebben?
verschillende soorten markten
vier fasen van conjunctuur
verschillende soorten vragen
kengetallen die bezit aangeven
verschillende niveaus in de economie
het marketingnetwerk
marktgroepen in de inkoop-en verkoopmarkt
Slide 2 - Slide
De markt
Markt: De plaats waar vragers (kopers) en aanbieders (verkopers) elkaar ontmoeten.
- Concrete markt: warenmarkt, jaarmarkt, men ontmoet elkaar echt en goederen zijn werkelijk aanwezig.
- Abstracte markt: totale vraag en aanbod naar product of dienst, huizenmarkt, goudmarkt, energiemarkt, reismarkt.
Slide 3 - Slide
Prijsmarkt: Draait hoofdzakelijk om de prijs. Lage prijzen en weinig persoonlijke aandacht.
Servicemarkt: Draait hoofdzakelijk om de service. Kwaliteitsproducten en persoonlijke aandacht.
Slide 4 - Slide
Geef een voorbeeld van een winkel die actief is op de prijsmarkt en en voorbeeld van een winkel die actief is op de servicemarkt
Slide 5 - Open question
Let's work
Maak nu de opgaven 2.01 en 2.02
Slide 6 - Slide
Markt: vraag en aanbod
Conjunctuur: De verandering (fluctuatie) van de economie (vraag en aanbod).
Opgangsfase (groei) – Bestedingen nemen toe en werkgelegenheid neemt toe. Leidt naar een periode van hoogconjunctuur.
Bovenste keerpunt (piek) – Aanbod groter dan de vraag, prijzen dalen. Meer werkloosheid en faillissementen. Economie in een neerwaartse spiraal.
Neergangsfase (krimp) – Begin mogelijke recessie.
Onderste keerpunt (dal) – Bedrijven investeren, meer werkgelegenheid. Economie komt langzaam weer op gang.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Belangrijkste soorten vraag
Effectieve vraag of finale vraag
Potentiële vraag
Generieke vraag
Primaire vraag
Afgeleide vraag
Secundaire vraag en selectieve vraag
Initiële vraag
Vervangingsvraag
Additionele vraag
Inhaalvraag
Slide 9 - Slide
Sleep de soorten vraag in de juiste volgorde
effectieve vraag
generieke vraag
primaire vraag
afgeleide vraag
secundaire vraag
initiele vraag
additionele vraag
de totale vraag naar een product
de vraag naar een eindproduct
behoefte aan bijvoorbeeld voedsel
de vraag naar bijvoorbeeld jouw merk
vraag naar bijvoorbeeld onderdelen
de vraag naar de eerste koop
de extra (tweede, derde aankoop) vraag
Slide 10 - Drag question
Slide 11 - Video
Kengetallen die het bezit aangeven
Penetratiegraad: Geeft aan welk percentage van de totale bevolking een bepaald product bezit.
Cumulatieve penetratie: Wanneer het om gebruiks- of verbruiksartikelen gaat. Daarmee worden alle personen of huishoudens bedoeld die een bepaald product al eens gekocht hebben.
Slide 12 - Slide
Let's work
Maak nu de opgaven 2.04 en 2.05
Slide 13 - Slide
Marktomgevingen
Macro-economie: De economie van een land als geheel.
Micro-economie: Economie op het niveau van afzonderlijke bedrijven en afzonderlijke huishoudingen.
Meso-economie: Een bepaalde bedrijfstak of branche.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Zoek een artikel op internet dat over de macro, micro of meso-economie gaat
Slide 16 - Mind map
Verkopers- en kopersmarkt
Verkopersmarkt: Wanneer er veel vraag is naar een product, staan de verkopers sterk. De macht ligt bij de verkopers, zij kunnen de prijs bepalen en wat ze produceren wordt verkocht.
Kopersmarkt: De macht ligt bij de koper. Vraag is kleiner dan het aanbod en de aanbieders moeten meer moeite doen om hun product aan de man te brengen.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Let's work
Maak nu opgaven 2.08, 2.09
Slide 19 - Slide
02:13
De huizenmarkt in Nederland is een
A
kopersmarkt
B
verkopersmarkt
Slide 20 - Quiz
Marketingnetwerk
Slide 21 - Slide
Marktgroepen
Afnemers
Organisatie
Concurrenten
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Open question
De publieksgroepen
De markt(groepen) en de publieksgroepen beïnvloeden elkaar.
We onderscheiden de volgende publieksgroepen:
De kapitaalverschaffers;
De overheden;
Media;
Specifieke publieksgroepen.
Slide 25 - Slide
De omgevingsfactoren
“Vaste gegevens” die je als organisatie niet kunt beïnvloeden.