We gaan zo starten: zorg dat je het leesboek voor je hebt.
Leg je spullen (laptop, lesboek, schrift, etui) op tafel.
Telefoon in de telefoontas.
Doel:
Je kunt de werkwoordsvormen (pvtt, pvvt, vd en od) correct spellen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Start geen nieuwe vergadering
Welkom bij het vak Nederlands!
We gaan zo starten: zorg dat je het leesboek voor je hebt.
Leg je spullen (laptop, lesboek, schrift, etui) op tafel.
Telefoon in de telefoontas.
Doel:
Je kunt de werkwoordsvormen (pvtt, pvvt, vd en od) correct spellen.
Slide 1 - Slide
Welke zin is correct gespeld?
A
Hij zaagd het hout.
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
Slide 2 - Quiz
Welke zin is correct gespeld?
A
Hij onthoud alles wat ik vertel.
B
Hij onthoudt alles wat ik vertel.
Slide 3 - Quiz
Welke zin is correct gespeld?
A
Manou verstuurt een brief
B
Manou verstuurd een brief
C
Manou verstuurdt een brief
Slide 4 - Quiz
Welke zin is correct gespeld?
A
Zij heeft het huis geverft
B
Zij heeft het huis geverfd
Slide 5 - Quiz
Welke zin is correct gespeld?
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.
Slide 6 - Quiz
Welke zin is correct gespeld?
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 7 - Quiz
Welke zin is correct gespeld?
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 8 - Quiz
Werkwoordspelling
PVTT Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd PVVT Persoonsvorm Verleden Tijd (sterk - zwak) VD & OD Voltooid en onvoltooid deelwoord
Slide 9 - Slide
PVTT Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd
Ik vorm
Ik vorm + t
Hele werkwoord
truc: lopen
Slide 10 - Slide
PVVT Persoonsvorm verleden tijd (zwak)
Ik vorm + de(n)
Ik vorm + te(n)
truc: 't ex-kofschip - woord langer maken
Slide 11 - Slide
PVVT Persoonsvorm verleden tijd (sterk)
Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) van klank: – breken → brak, braken; drinken → dronk, dronken; slapen → sliep, sliepen.
Slide 12 - Slide
VD Voltooid deelwoord
Eindigt op -d, -t of -en.
Truc: 't ex-kofschip - woord langer maken
Slide 13 - Slide
Wat is een voltooid deelwoord?
A
werkwoord
B
de , het , een
C
persoonsvorm
D
zelfstandig naamwoord
Slide 14 - Quiz
Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin.
B
staat vaak in het midden van een zin.
C
staat meestal aan het eind van een zin.
Slide 15 - Quiz
Welke zin is correct gespeld?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 16 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord?
Slide 17 - Open question
Wat is het voltooid deelwoord?
Slide 18 - Open question
Wat is het voltooid deelwoord?
Slide 19 - Open question
OD Onvoltooid deelwoord
Eindigt altijd op -d.
Lopend ging ik naar de stad. Fietsend bel ik mijn moeder. Bellend zit ik in de bus.