What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Examenwoorden
1 / 35
next
Slide 1:
Video
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
,
text slide
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Examenwoorden
In de opdrachten van het centraal examen worden telkens dezelfde begrippen gebruikt, bij welk vak dan ook. Vaak hebben ze een speciale betekenis.
* Zie jouw woordenschatboekje pag 33-39
Slide 2 - Slide
Anekdote
A
een aantekening
B
een herinnering
C
een toelichting
D
kort grappig verhaaltje
Slide 3 - Quiz
nuance aanbrengen
A
constatering doen om iets te bewijzen
B
details aanbrengen om mening af te zwakken
C
voorbeeld geven om iets te verduidelijken
D
effect laten zien van iets wat er gebeurd is
Slide 4 - Quiz
Het aspect=
A
woord
B
term
C
belangrijk onderdeel
D
bijzaak
Slide 5 - Quiz
betrekking hebben op=
A
de bedoeling
B
te maken hebben met
C
het onderwerp beschrijven
D
hoofdzaak
Slide 6 - Quiz
De aanwijzing=
A
tekstgedeelte waaruit je het antwoord kunt afleiden
B
tip
C
Alinea's die elkaar overdragen
D
steeds hetzelfde woord gebruiken
Slide 7 - Quiz
De boodschap=
A
de bedoeling
B
hoofdonderwerp
C
item uit de supermarkt
D
Oorzaak
Slide 8 - Quiz
citeren=
A
overschrijven
B
twee regels samenvoegen
C
een deel van de tekst herschrijven
D
een deel van een zin overschrrijven
Slide 9 - Quiz
demonstreren=
A
actie voeren
B
een in verdelen in zinsdelen
C
een zin benoemen uit de tekst
D
laten zien
Slide 10 - Quiz
De aanbeveling=
A
advies
B
hulp
C
opzet
D
aanzet
Slide 11 - Quiz
het element=
A
onderdeel
B
puntje van aandacht
C
conclusie
D
aandachtspuntje uit de samenvatting
Slide 12 - Quiz
het kopje=
A
deeltitel
B
alinea
C
hoofdtitel
D
aandachtspuntje uit de samenvatting
Slide 13 - Quiz
De tekststructuur=
A
De onderdelen van een tekst
B
De verschillende deelonderwerpen in een tekst
C
Manier waarop een tekst is opgebouwd
D
Afwisseling van onderwerpen in een tekst
Slide 14 - Quiz
Afleiden uit=
A
Opsommen
B
Uit een ander tekstgedeelte begrijpen
C
Iemand van de concentratie houden
D
een andere zin beschrijven
Slide 15 - Quiz
Aansluiten op=
A
passend maken
B
verband met elkaar hebben
C
tekstdelen samenvoegen
D
overdragen
Slide 16 - Quiz
De verhouding tussen tekstdelen=
A
Het opdelen van een tekst in inleiding-middenstuk-slot
B
Het verband tussen tekstdelen
C
De verschillen tussen tekstdelen
D
Afwisseling van onderwerpen in een tekst
Slide 17 - Quiz
De passage=
A
De hoofdgedachte van een stuk tekst
B
De inleiding
C
het slot
D
een stukje tekst
Slide 18 - Quiz
subjectief
A
berust op feiten
B
berust op feiten en meningen
C
berust op meningen
D
berust op toelichtingen
Slide 19 - Quiz
Hoe beoordeel je je eigen woordenschat?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 20 - Poll
voornaamste=
A
tweede
B
eerste
C
bijzaak
D
belangrijkste
Slide 21 - Quiz
De woordgroep=
A
een hele zin
B
deel van een zin
C
twee woorden
D
twee dezelfde woorden
Slide 22 - Quiz
Het standpunt=
A
de mening
B
het argument
C
de benoeming
D
de overtuiging
Slide 23 - Quiz
Tot uiting komen=
A
duidelijk worden
B
steeds bozer worden
C
uitgedrukt worden
D
de gevoelens omschrijven
Slide 24 - Quiz
formuleren=
A
Duidelijk
B
verwoorden
C
iets benoemen in de tekst
D
uitleg geven
Slide 25 - Quiz
Het principe=
A
duidelijke mening
B
iets doen om te doen
C
Uitgangspunt
D
het antwoord
Slide 26 - Quiz
synoniem=
A
het tegenovergestelde
B
de omschrijving
C
één woord met twee betekenissen
D
een ander woord met dezelfde betekenis
Slide 27 - Quiz
De opvatting=
A
hoe iets overkomt
B
de mening
C
het uitgangspunt
D
de bedoeling
Slide 28 - Quiz
Welke uitspraak hoort NIET bij de HOOFDGEDACHTE?
A
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt
B
Kan worden samengevat in 1 zin
C
Kan worden samengevat in 2 zinnen
D
Staat meestal in het middenstuk van een tekst
Slide 29 - Quiz
De uitkomst=
A
de conclusie
B
de afloop van een verhaal
C
de belangrijkste zin in een verhaal
D
Het resultaat
Slide 30 - Quiz
Het kenmerk=
A
belangrijke boodschap
B
iets dat opvalt in de tekst
C
iets dat minder belangrijk is in de tekst
D
belangrijke eigenschap
Slide 31 - Quiz
In combinatie met=
A
samen met
B
dubbel
C
komt meerdere keren terug
D
inleiding en slot komen overeen
Slide 32 - Quiz
De verklaring=
A
conclusie
B
uitleg
C
samenvatting
D
opsomming
Slide 33 - Quiz
Wat is GEEN betekenis van het woord WEERGEVEN?
A
onder woorden brengen
B
verwoorden
C
meerdere keren benoemen
D
aanduiden
Slide 34 - Quiz
Hoe beoordeel je je eigen woordenschat?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 35 - Poll
More lessons like this
Examenwoorden
August 2022
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Examenwoorden
November 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Leesvaardigheid ON Blok 2 4v
March 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Woordenschat examenklas 6V
January 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
H5 Lezen functiewoorden
March 2022
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V5 Leesvaardigheid Talent H4 paragraaf 2
February 2021
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
H5 Lezen functiewoorden
May 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Samenvatting blok 1 voorbereiding blok 2 Lezen les 4
September 2024
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4