3.4 grammatica

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Na deze les kan ik:
1. het onderscheid maken tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
2. Een bijzin benoemen als BWB-zin of als LV-zin
3. De tijden van het werkwoord herkennen

Slide 2 - Slide

Samengestelde zin

Slide 3 - Mind map

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 4 - Open question

0

Slide 5 - Video

LV-Zin
Als je de bijzin kan 'pakken' met DAT, is de bijzin vaak een LV-zin.

Hij vroeg haar of hij achter op haar fiets mocht meerijden --> Hij vroeg haar DAT --> of....meerijden = LV Zin

Slide 6 - Slide

BWB-zin
Als de BWB een bijzin is, noemen we dat een BWB zin
Terwijl hij veel haast had, maakte hij toch nog even een tussenstop. --> TOCH maakte hij nog even een tussenstop --> BWB
Toen, daardoor, zo

Slide 7 - Slide

Welke functie heeft de bijzin:
Hij vroeg zijn moeder of hij naar de bioscoop mocht
A
LV Zin
B
BWB Zin

Slide 8 - Quiz

Welke functie heeft de bijzin:
Omdat hij goed was in voetbal, mocht hij aanvoerder zijn
A
BWB Zin
B
Lv Zin

Slide 9 - Quiz

Welke functie heeft de bijzin:
Toen je het vogeltje zag, schrok je heel erg
A
BWB Zin
B
Lv Zin

Slide 10 - Quiz

Welke functie heeft de bijzin:
Hij wilde graag dat zijn familie op vakantie zou gaan naar Amerika
A
LV Zin
B
BWB Zin

Slide 11 - Quiz

De tijden van het werkwoord
Tot nu toe heb je vier verschillende tijden van een werkwoord geleerd:
1. OTT --> Hij zwaait
2. OVT --> Hij zwaaide
3. VTT --> Hij heeft gezwaaid
4. VVT --> Hij had gezwaaid

Slide 12 - Slide

Belangrijk
Stap 1: vorm van hebben of zijn = V --> Niet? dan O
Stap 2: kijk naar de pv --> TT(T) of VT(V)
Stap 3: vorm van zullen = TT --> Niet? dan geen vier letters

Slide 13 - Slide

Toekomende tijd
Er zijn vier toekomende tijden
Een vorm van hebben of zijn is nodig voor de Voltooide tijd
Een vorm van zullen is nodig voor de Toekomende tijd
Ik zou hebben gezwaaid --> VVTT

Slide 14 - Slide

De 4 vormen
OTTT --> Ik zal zwaaien
OVTT --> Ik zou zwaaien
VTTT --> Ik zal gezwaaid hebben
VVTT --> Ik zou gezwaaid hebben

Slide 15 - Slide

Zij zal zwemmen
OTTT
OVTT
VTTT
VVTT
Zij zou gefietst hebben
Ik zal gescholden hebben
Mijn vader zou fietsen

Slide 16 - Drag question

En nu...?
Maken opdracht 1, 3, 5, 7, 9 & 11

Vragen?
Ik zit klaar!

Slide 17 - Slide

Extra uitleg nodig?
We maken een break out room in Teams!
Steek je vinger op!

Slide 18 - Slide

exit ticket

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 19 - Open question

Ik vond deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll