What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Das Personalpronomen - herhaling
Herzlich Willkommen
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herzlich Willkommen
Slide 1 - Slide
Het onderwerp van vandaag is:
naamvallen
In deze les passen jullie de persoonlijke voornaamwoorden
als onderwerp, als lijdend voorwerp en met voorzetsels
in een kleine zin toe.
Slide 2 - Slide
Wat zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden?
Maak een keuze!
A
du mein
B
ohne um
C
er euch
D
bis für
Slide 3 - Quiz
1e naamval
ich - ik
du - jij
er - hij
sie - zij
es - het
wir - wij
ihr - jullie
sie - zij
Sie - u
4e naamval
mich - mij
dich - jou
ihn - hem
sie - haar
es - es
uns
- ons
euch - jullie
sie - hen
Sie - u
Slide 4 - Slide
In welke naamval staat het onderwerp?
A
4e naamval
B
1e naamval
Slide 5 - Quiz
Het onderwerp van de zin is altijd de
A
1 Naamval
B
4 Naamval
Slide 6 - Quiz
In welke naamval staat het lijdend voorwerp?
A
1e naamval
B
4e naamval
Slide 7 - Quiz
Wie = wer in de 1e naamval
Wen in de vierde naamval
.... sucht er?
A
wer
B
wen
Slide 8 - Quiz
Maak een keuze!
Kennst du ihn / er
A
ihn
B
er
Slide 9 - Quiz
Maak een keuze!
Ich kenne du / dich
A
du
B
dich
Slide 10 - Quiz
Maak een keuze!
Wer / Wen kann mein Handy reparieren?
A
Wer
B
Wen
Slide 11 - Quiz
Maak een keuze!
Wer / Wen interessiert sich für Mode?
A
Wer
B
Wen
Slide 12 - Quiz
Maak een keuze!
Peter und Petra, ich lade(haar) ihr / euch / sie ein.
A
ihr
B
euch
C
sie
Slide 13 - Quiz
Maak een keuze!
Der Preis ist € 20,-, ich finde(hem) es / er / ihn zu hoch.
A
er
B
ihn
C
es
Slide 14 - Quiz
Maak een keuze!
Wie findest du die Mode? Ich finde(haar)es / ihr / sie schön!
A
ihr
B
sie
C
es
Slide 15 - Quiz
Vertaal!
Hij bezoekt u.
A
Es besucht sie.
B
Er besucht Ihr
C
Ihn besucht Sie.
D
Er besucht Sie.
Slide 16 - Quiz
De volgende woorden zijn voorbeelden van voorzetsels:
A
um - und - für
B
ohne - gehen -entlang
C
durch - um - bis
D
gegen - kein - sein
Slide 17 - Quiz
Voorzetsels van de 4e naamval
durch
für
ohne
um
gegen
Vertaling
door
voor
zonder
om
tegen
Slide 18 - Slide
Ist das Geschenk für (jullie) ______?
A
ihr
B
euch
C
sie
Slide 19 - Quiz
Gegen (wie) _____ spielst du?
A
wer
B
wen
C
wie
D
wo
Slide 20 - Quiz
Die Geschichte geht um (hen) _____.
A
ihn
B
sie
C
Sie
D
ihr
Slide 21 - Quiz
Noch Fragen?
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
More lessons like this
Das Personalpronomen - Het persoonlijk voornaamwoord
October 2022
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Das Personalpronomen - Het persoonlijk voornaamwoord
September 2022
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Das Personalpronomen - Het persoonlijk voornaamwoord
February 2020
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Das Personalpronomen (Grammatik E)
September 2023
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
1, 3, 4e naamval
November 2020
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Das Personalpronomen - Het persoonlijk voornaamwoord
October 2019
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
voorzetsels 3e en 4e naamval met persoonlijk voornaamwoord
March 2021
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
24-06 t/m 26-06 3HV Duits
June 2020
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3