Basisstof 6: spieren en beweging les 2

De spieren in je dunne darm bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

De spieren in je dunne darm bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 1 - Quiz

Wat is een motorische eenheid?
A
Een soort motorclub
B
Een groepje spiervezels die altijd tegelijk samentrekken
C
Een groepje spieren die altijd tegelijk samentrekken

Slide 2 - Quiz

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 3 - Quiz

Wat is een spiervezel?
A
Een soort spierbundel
B
Een pees
C
Een spiercel
D
Spiereiwit

Slide 4 - Quiz

spier
spierbundel

spiervezel

spierfibril
(=myofibril)


Myosine en actine
(eiwit) kunnen in elkaar schuiven
spiercontractie (samentrekken spier)
BINAS 90C

Slide 5 - Slide

Basisstof 6: spieren en beweging les 2

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan/ken je:

  •  3 soorten spierweefsels en hun overeenkomsten/verschillen.
  • De bouw en werking van spieren beschrijven.
  • De effecten van training en dopinggebruik uitleggen.
  • De uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren

Slide 7 - Slide

sporten en spieren
Krachttraining:
+ spiercellen, meer filamenten in 
spierfibrillen

Duurtraining:
+ doorbloeding

Warming-up/ cooling-down

Sporten en spieren

Slide 8 - Slide

Doping 
 verboden middelen/methoden die kunnen worden gebruikt om prestaties te verhogen

Slide 9 - Slide

Doping 

Anabole steroïden: 
vergelijkbare werking als testosteron
 +spiervorming
+rode bloedcellen

erytropoëtine (EPO) : 
+ rode bloedcellen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan/ken je:

  •  3 soorten spierweefsels en hun overeenkomsten/verschillen.
  • De bouw en werking van spieren beschrijven.
  • De effecten van training en dopinggebruik uitleggen.
  • De uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren

Slide 12 - Slide

Betrouwbaar en valide onderzoek 
Betrouwbaar onderzoek 
-  volgende keer zelfde resultaat? 
--> Dan is het onderzoek meer betrouwbaar. 

 “Als ik hetzelfde nog een keer zo zou onderzoeken en de omstandigheden zijn niet veranderd, krijg ik dan dezelfde uitslag?”
 
reproduceerbaar.



Slide 13 - Slide

Betrouwbaar en valide onderzoek 
Valide onderzoek
Meet je wat je wilt meten? Gebruik je het juiste meetinstrument?

Dan bevat je onderzoek minder systemische fouten. 

Slide 14 - Slide

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 15 - Quiz

Spieren in de darm zijn dwarsgestreept
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Bij het samentrekken van een spier worden de myosinefilamenten korter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Deze spieren reageren snel
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 18 - Quiz

In de spieren is een voorraad brandstof opgeslagen, die bij inspanning kan worden gebruikt.

In welke vorm is brandstof in spieren opgeslagen?
A
in de vorm van glucose
B
in de vorm van glycogeen
C
in de vorm van zetmeel

Slide 19 - Quiz

Welk zenuwcel eindigt bij een spier?
A
schakelcel
B
sensorische zenuwcel/ bewegingszenuwcel
C
motorische zenuwcel / Bewegingszenuwcel

Slide 20 - Quiz

Wanneer is een onderzoek betrouwbaar?
A
Als het onderzoek valide is.
B
Als het onderzoek bij herhaling hetzelfde resultaat oplevert.
C
Als de onderzoeksmethode geschikt is geweest om antwoord te krijgen op je vraag.
D
Als de resultaten overeenkomen met de hypothese

Slide 21 - Quiz

Wanneer is een onderzoek valide?
A
Als het onderzoek betrouwbaar is.
B
Als het onderzoek bij herhaling hetzelfde resultaat oplevert.
C
Als de onderzoeksmethode geschikt is geweest om antwoord te krijgen op je vraag.
D
Als de resultaten overeenkomen met de hypothese

Slide 22 - Quiz

Opdrachten
50 & 51

Slide 23 - Slide