Een bijwoord kan iets zeggen over:
- Een werkwoord
Voorbeeld: De jongen fietst langzaam. “Langzaam” zegt iets over het werkwoord fietsen.
- Een bijvoeglijk naamwoord
Voorbeeld: de erg mooie fiets. “Erg” zegt iets over het bijvoeglijk naamwoord mooie.
- Een ander bijwoord
Voorbeeld: de heel erg mooie fiets. “Heel” zegt iets over het bijwoord “erg”.
- Over de hele zin (soort restgroep)
Voorbeeld: Gisteren heeft hij vis gegeten. “Gisteren” zegt niet iets over een bepaald woord of woordgroep, maar over de hele zin.