2. Zinsdelen, onderwerp en persoonsvorm
De fietser | schuilt | voor de regen.
Vanmiddag | wordt | er | gevoetbald.
Onder de kerstboom | liggen | heel veel cadeaus.
Het licht van jouw fiets | brandt | niet, | daar | moet | je | iets | aan | doen
Boven op de kast | ligt | het boek dat ik kwijt was.