Woordenschat 1.1

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1-3

Wat betekenen de volgende uitdrukkingen, gezegdes, e.d?

Goedgebekt zijn

1. goed kunnen spreken/niet op je mondje gevallen zijn
2. een knap gezicht hebben
3. een rimpelloos gezicht hebben

Dat is een wassen neus

1. dat stelt niets voor
2. dat is gelogen
3. dat is heel kwetsbaar

Een ongeluk komt zelden alleen

1. een ongeluk maak je zelden in je eentje mee
2. als er iets tegenzit, volgen er vaak meer tegenslagen
3. als je een ongeluk veroorzaakt, krijg je meestal veel steun

Met azijn vang je geen vliegen

1. als je een lastige klus moet uitvoeren, moet je een plan hebben
2. met onaardige woorden bereik je niets
3. je moet geen wartaal uitslaan

Je moet geen appels met peren vergelijken

1. geen onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken
2. geen verschillen tussen mensen benadrukken
3. geen problemen zoeken

Die nieuwe salesmanager is uit hetzelfde hout gesneden als Ivo

1. heeft dezelfde vooropleiding
2. behoort tot hetzelfde ras
3. heeft dezelfde eigenschappen

Dat is een teer punt

1. een smerig zaakje
2. een gevoelige zaak
3. een duistere/sombere zaak

Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen

1. wat het belangrijkste is, moet voorrang hebben
2. voor iets wat moeilijk is, moet je hard werken
3. je moet niet om de waarheid heen draaien

Welk woord hoort bij de volgende omschrijving?

1.    moeilijke keus uit twee dingen/zaken 

2.   verdrag tussen b.v. twee landen

3.   het namaken/nadoen met de bedoeling te spotten

4.   zin om iets te gaan doen

5.   uitsluiting van b.v. handel

6.   een strafbaar feit

7.   een korte bekendmaking van iets

8.   een toevallige gebeurtenis

9.   een voorwerp dat geluk brengt

10. een prijsopgave

dilemma

pact

parodie

animo

boycot

delict

bulletin

incident

mascotte

offerte