This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Advocaten en officieren van justitie houden
in de rechtbank een pleidooi om een verdachte
te veroordelen of juist vrij te pleiten.
Luister naar het fragment en denk na over de volgende vragen:
1. Wat is het doel van de advocaat?
2. Stel dat je als advocaat meer weet over de zaak dan de politie. Wat doe je met die informatie?
3. Je client kondigt een misdrijf aan, wat doe je, als advocaat, met die informatie?
Geheimhoudingsplicht
Slide 2 - Slide
Kijk naar dit YouTubefilmpje en beantwoord de volgende vragen.
Welke retorische trucs passen de deelnemers toe?
Hoe grijpt de voorzitter in?
Wie vind jij dat het debat gewonnen heeft? En waarom?
Slide 3 - Slide
Wat is een goede stelling?
Een goede stelling is concreet. Niet te vaag of algemeen.
Voorbeeld: Auto's moeten uit de binnenstad van Amsterdam verdwijnen
Een goede stelling lokt heftige reacties uit
Voorbeeld: Iedereen moet verplicht worden om na zijn dood zijn organen beschikbaar te stellen
Slide 4 - Slide
Stelling: Jongeren hebben recht op spijbeldagen
Wat is goed aan deze stelling?
Wie is de beste debater volgens jou? En waarom?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Twee vragen
Wie vind je de beste debater?
Met wie ben je het eens?
Slide 7 - Slide
Werkfase
Beantwoord de vragen 1 t/m 3 uit je oefenboek op pagina 128
Noteer de antwoorden in je schrift.
We bespreken de vragen in de les
Slide 8 - Slide
Slotvraag
Pak je telefoon en ga naar lessonup.app
Typ de code in
Slide 9 - Slide
Wat is het doel van een debat?
Slide 10 - Mind map
Wat is het verschil tussen een debat en een discussie?
Slide 11 - Mind map
Wie wijst de winnaar van het debat aan?
Slide 12 - Mind map
Vraag 1, pagina 128 oefenboek.
Lees de paragraaf 'Debat' (handboek, p. 125) en beantwoord onderstaande vraag.
Wat is het doel van een debat?
Slide 13 - Open question
Vraag 2, pagina 128 oefenboek. Vul in: debat of discussie.
Bij een [a]...... is er sprake van samen werking, bij een [b]........ is er sprake van concurrentie. Bijeen [c].......... gaat het erom te komen tot een gezamenlijk standpunt, bij een [d].......... worden standpunten verdedigd en aangevallen. Bij een [e]........... proberen partijen elkaar te overtuigen, bij een [f] ........ proberen partijen een derde partij te overtuigen.
Slide 14 - Open question
Vraag 3a, pagina 128 oefenboek.
Advocaten en officieren van justitie houden in de rechtbank een pleidooi om een verdachte te veroordelen of juist vrij te pleiten.
Leg uit waarom dit een vorm van debat is.
Slide 15 - Open question
Vraag 3b, pagina 128 oefenboek.
Advocaten en officieren van justitie houden in de rechtbank een pleidooi om een verdachte te veroordelen of juist vrij te pleiten.
Wie is de onafhankelijke derde partij in dit debat?
Slide 16 - Open question
Vraag 3c, pagina 128 oefenboek.
Advocaten en officieren van justitie houden in de rechtbank een pleidooi om een verdachte te veroordelen of juist vrij te pleiten.
Stel: een verdachte wordt vrijgesproken. Heeft de advocaat van de verdachte dan zijn gelijk gekregen? Leg je antwoord uit.