*Deel 2 spelling H5, vwo 2

Spelling H5
Hoofdletters en aanhalingstekens
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling H5
Hoofdletters en aanhalingstekens

Slide 1 - Slide

Vandaag
* Korte herhaling theorie H5 (5 minuten)
* Bespreken huiswerk (10 minuten)
* Start deel 2 spelling H5 (15 minuten)
* Aan de slag (resterende tijd)

Slide 2 - Slide

Noem een voorbeeld van goed hoofdlettergebruik.

Slide 3 - Mind map

Wanneer gebruik je een kleine letter?

Slide 4 - Mind map

Schrijf een zin waarin je aanhalingstekens gebruikt.

Slide 5 - Open question

Hoofdletters
  • Aan het begin van een nieuwe zin. 

  • Bij eigennamen (Sanne, Groningen, Bernardstraat, Lauwers College, Engeland, Engels, Kerstmis, Pasen en Greenpeace) 

  • Bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van aardrijkskundige namen (Spaanse wijn, Belgische chocolade)


Slide 6 - Slide

Kleine letters
  • Samenstellingen (kerstavond, paaszondag, moederdagcadeau)
  • Religies (jodendom, christendom, islam, rooms-katholiek)
  • Windstreken (het oosten, zuidwest)
  • Namen van seizoenen, maanden en periodes (herfst, maart, de ijstijd). 





Slide 7 - Slide

Aanhalingstekens
  • Bij citaten:
  1. Boris riep verontwaardigd uit: 'Ik heb dat niet gedaan!'
  2. 'Ik ga liever met de trein', zei Maria.

  • Je gebruikt geen aanhalingstekens bij gedachten:
  1. Ze vroeg zich af: hoe kom ik onder dit afspraakje uit?
 

Slide 8 - Slide

Aanhalingstekens
  • Bij titels:
  1. Het boek 'Kolja' van Arthur Japin is een groot succes.

  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis van het woord:
  1. Veel mensen kennen het woord 'extravagant' niet. 


Slide 9 - Slide

Huiswerk
Opdracht 3, 4 en 6 

Controle!

Slide 10 - Slide

Opdracht 3
  • gaan jullie vanavond chinezen vroeg annemarieke aan haar vriendin
  • vader dacht de kerstdagen gaan we maar doorbrengen bij oma van de ploeg
  • veel mensen zijn gek op franse en italiaanse kazen zoals camenbert, roquefort en gorgonzola zei de eigenaar van de delicatessenzaak

Slide 11 - Slide

Opdracht 3
1 ‘Gaan jullie vanavond chinezen?’ vroeg Annemarieke aan haar vriendin.
2 Vader dacht: de kerstdagen gaan we maar doorbrengen bij oma Van de Ploeg.
3 ‘Als je niet vaker hardop oefent, Johan de Corte,’ zei de leraar Engels, ‘wordt dat steenkolenengels van jou echt niet beter.’
4 'Veel mensen zijn gek op Franse en Italiaanse kazen, zoals camembert, roquefort en gorgonzola’ , zei de eigenaar van de delicatessenzaak.


Slide 12 - Slide

Opdracht 4
1 Vinden de Duitse toeristen op het Texelse Noordzeestrand Nederland gezellig?
 
2 Onder de James Bondfilm zat mevrouw Ter Haar-de Wildt cashewnoten te eten.

3 Wanneer hebben de gereformeerden zich afgescheiden van de hervormden?

4 ‘Als ik naar die bordeauxrode wc-bril kijk,’ zei Ramsey, ‘krijg ik last van mijn ADHD .’

5 ‘Welke Romein is door een python gedood?’ vroeg de juf van de Marnixschool.

6 De docent zei: ‘De legende van Sint-Nicolaas speelt aan de zuidkust van Turkije.’

Slide 13 - Slide

Opdracht 6
1 Bas, die met zijn impulsieve gedrag steeds gedoe veroorzaakt, is het enfant terrible van ons gezin.
2 Met kortingen probeert deze notaris op geraffineerde wijze de cliënten van de concurrent(en) in te pikken.
3 De communicatie tussen Nederlanders is vaak informeel, maar Fransen tutoyeren elkaar niet snel.
4 Omdat ik maar een beperkt budget heb, drink ik op terrasjes water in plaats van jus d’orange.
5 De cijfers voor de talen vormen voor dyslectische leerlingen vaak een desillusie.
6 Eén avond leren voor dit proefwerk is niet toereikend, omdat de leerstof dan niet beklijft.



Slide 14 - Slide

Einde deel 1 spelling
Vragen? 

Slide 15 - Slide

Spelling H5 - deel 2
de persoonsvorm in samengestelde zinnen

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Maak de startopdracht van H5 werkwoordspelling (blz 156). Je hebt 5 minuten! 
timer
5:00

Slide 17 - Slide

Samengestelde zinnen
Er zijn zinnen met één persoonsvorm (enkelvoudige zinnen) en zinnen met meer persoonsvormen (samengestelde zinnen). 

Persoonsvorm vinden = andere tijd! 

Slide 18 - Slide

Wat is/zijn de persoonsvorm(en) in deze zin?

Jan loopt vliegensvlug naar de bakker.

Slide 19 - Open question

Wat is/zijn de persoonsvorm(en) in deze zin?

Jan loopt vliegensvlug naar de bakker, terwijl hij belt met zijn broer.

Slide 20 - Open question

Wat is/zijn de persoonsvorm(en) in deze zin?

Het lijkt erop dat op den duur zelfs auto's robots zullen zijn.

Slide 21 - Open question

Wat is/zijn de persoonsvorm(en) in deze zin?

Ik ging met haar mee, maar ik was het er niet mee eens dat zij besloot waar we naartoe gingen.

Slide 22 - Open question

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2 en 3 van Spelling H5 (blz 156 - 157). 

Slide 23 - Slide