Tekstkenmerken

Les 21 november 2022
Periode 2
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 21 november 2022
Periode 2

Slide 1 - Slide

Komende tijd tot aan CE
Dictee met werkwoordspelling tt, vt, vd, meervoudige zinnen.
Laatste theorie: betrouwbaarheid van teksten, tekststructuren, mening, standpunt, argumenten.
Opdrachten rond lezen, instructies en luisteren en kijken.
Huiswerkopdrachten.
Oefenexamen en Examentips.
It's Learning.

Slide 2 - Slide

Vandaag
Dictee met werkwoordspelling TT
Controle dictee zonder werkwoordspelling
Uitleg werkwoordspelling TT
De truc!
Dictee controleren op werkwoordspelling
Betrouwbaarheid van teksten
Opdracht DOOR Nederlands + evaluatie + Huiswerk

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les:
Heb ik geoefend met spelling
Is mijn kennis van werkwoordspelling opgefrist en heb ik een eenvoudige manier van toepassen geleerd.
Heb ik de kenmerken van een betrouwbare tekst geleerd.
Is mijn begrip van teksten verbeterd.

Slide 4 - Slide

Uitslag dictee
Ik heb de ziekte van Parkinson.
Ik vin dat een aandachtspunt.
Andries Noppert speel op het WK voetbal.
Iedereen verwach daarom winst.
Die fysiotherapeut rij dagelijks naar de praktijk.
Waar bevin zich het voedingscentrum?


Slide 5 - Slide

Uitslag dictee
Verbin u die wond zelf?
Het gebeur.
Hij wil onmiddellijk naar de psycholoog.
Werk jij 's avonds lang door?
Dementerenden verliezen hun kortetermijngeheugen.

Slide 6 - Slide

Regel 1: ik-vorm
  • Ik
  • Als jij/je achter de pv staat

Regel 2: ik-vorm + t
  • Jij / hij / zij / het

Regel 3: hele werkwoord
  • Meervoud
Drie regels werkwoordspelling tt

Slide 7 - Slide

Regel 1: ik-vorm
  • Ik
  • Als jij/je achter de pv staat

Regel 2: ik-vorm + t
  • Jij / hij / zij / het

Regel 3: hele werkwoord
  • Meervoud
Drie regels werkwoordspelling tt

Slide 8 - Slide

ik-vorm stam
werken - werken - ik werk
worden - worden - ik word
lezen - lezen - ik lees
proeven - proeven - ik proef
wachten - wachten - ik wacht
Bij de ik-vorm komt er nooit een t bij! 
Ook bij jij erachter geen t.

Slide 9 - Slide

jij, hij/zij, u, het, men, iedereen
werkt
wordt
leest
proeft
wacht
uitzondering: wil (maar: u wilt)
Onregelmatige ww: mag, hebt/heeft, kunt/kan, bent/is, zult/zal

Slide 10 - Slide

De truc is:
Wanneer je niet kunt horen of er een t achter moet, bijvoorbeeld bij: vinden, worden, branden.
Zet er dan een ander werkwoord voor in de plaats: lopen, koken, maken, doen. 
Dan hoor je of er een t achter komt.

Slide 11 - Slide

Uitslag dictee
Ik heb de ziekte van Parkinson.
Ik vind dat een aandachtspunt.
Andries Noppert speelt op het WK voetbal.
Iedereen verwacht daarom winst.
Die fysiotherapeut rijdt dagelijks naar de praktijk.
Waar bevindt zich het voedingscentrum?


Slide 12 - Slide

Uitslag dictee
Verbindt u die wond zelf?
Het gebeurt.
Hij wil onmiddellijk naar de psycholoog.
Werk jij 's avonds lang door?
Wij fietsen naar de seniorenwoning.
Dementerenden verliezen hun kortetermijngeheugen.

Slide 13 - Slide

Wanneer is een tekst betrouwbaar?
1 minuut denktijd
nabespreken

Slide 14 - Slide

Betrouwbaarheid van teksten
Theorie [7].
Is de informatie actueel?
Wat is het doel van de schrijver? Informeren of activeren?
Heeft de bron belang bij een bepaalde voorstelling van zaken?
Komt de informatie van een deskundige?
Is de informatiebron terug te vinden?
Zijn taalgebruik en spelling correct?

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Opdracht DOOR Nederlands.
Individueel en in STILTE. 30 minuten.
Kijk zelf na; probeer de stof en fouten zelf te doorgronden.
Schrijf hele zinnen bij vraag: 14, 15, 17, 18, 19
Schrijf op wat je lastig vond, voor bij de evaluatie.
Klaar? Werk in de methode aan werkwoordspelling of het huiswerk: Lezen theorie [40], opdracht 3 en 5 (hoofdstuk LLL).

Slide 16 - Slide

Aan de slag
DOOR Nederlands via Bundle.
 Hoofdstuk Leven Lang Leren.
Lezen om je vakdeskundigheid te vergroten 2F.
Opdrachten => In het dagelijks leven => 4.1-4.19.
Lees de tekst en beantwoord alle deelvragen.
Klaar? Werk in de methode aan werkwoordspelling of het huiswerk: lezen theorie [40] opdracht 3 en 5 

Slide 17 - Slide

Evaluatie
We behandelen gezamenlijk vraag: 
Hoe was het om deze opdracht te maken?
Waar liep je tegenaan?
Wie heeft de gouden tip?

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk Leven Lang Leren.
Lezen om je vakdeskundigheid te vergroten 2F.
Opdrachten => In het dagelijks leven.
Opdracht 3: woordenschat.
Lezen theorieblok [40] = tekststructuren
Opdracht 5: de structuur van een tekst herkennen.
Optie: extra oefenen ww-spelling en woordenschat 2F


Slide 19 - Slide

Volgende les
Dictee + werkwoordspelling verleden tijd (VT)
Evaluatie huiswerk
Opdracht DOOR Nederlands
Theorie: mening, argument, standpunt
Opdracht DOOR Nederlands

Slide 20 - Slide

Tekststructuren (theorie [40])
Tekstdelen die bij elkaar horen, staan bij elkaar (alinea's). Dit geeft de tekst samenhang.
De tekststructuur herken je aan signaalwoorden.
In de kernzinnen van de alinea's staan de hoofdzaken van de tekst.
Voor- en nadelen in kernzinnen? Voor- en nadelenstructuur.
Probleemomschrijving + oplossing? Probleem-oplossingstruct.

Slide 21 - Slide

Tekststructuur 1
Tekststructuur
Hoofdvraag
Oorzaak- gevolg
Welke gevolgen heeft ...
Overeenkomst- verschil
Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen...
Probleem- oplossing
Op welke manier oplossen
Verleden en nu
Wat is veranderd
Verleden en toekomst
Wat is en gaat er veranderen

Slide 22 - Slide

Tekststructuur 2
Tekststructuur
Hoofdvraag
Verschijnsel- bespreking
Welke kenmerken heeft verschijnsel
Voor- en nadelen
Wat zijn de voordelen en nadelen
Vraag- en antwoord
Welke antwoorden zijn er voor een vraag

Slide 23 - Slide