H4.7 bijwoordelijke bepaling ( les 1 t/m 3)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel B
  • je iPad


Sonnet
Zakelijke e-mail
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel B
  • je iPad


Sonnet
Zakelijke e-mail

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Lees het sonnet van je buur
  • Kort testje
  • Leerdoelen grammatica 4.7
  • Uitleg theorie
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 1

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is een gezegde een wg?
A
als het onderwerp iets doet
B
als het onderwerp iets is

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke delen bestaat een ng?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
koppelwerkwoord met naamwoordelijk deel
D
zelfstandig werkw. met naamwoordelijk deel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke zinsdelen beginnen nooit
met een voorzetsel?
A
onderwerp en lijdend voorwerp
B
meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp
C
lijdend voorwerp en bijwoordelijke bep.
D
meewerkend voorwerp en onderwerp

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bij een nevenschikking heb je de volgende voegwoorden.
A
want, en, maar, omdat, of
B
maar, want, doordat, of, dus
C
en, maar, want, of, dus
D
tijdens, en, maar, of, dus

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Deze week is het frisjes, omdat de wind uit het oosten waait.
A
hz - bz onderschikking
B
hz - hz nevenschikking
C
bz - hz onderschikking
D
hz - bz nevenschikking

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je na 4.7?
  • Je weet hoe je een zin moet ontleden. 
  • Je kunt wg/ng, o, lv, mv en bwb benoemen. 
  • Je weet welke soorten bwb er zijn.

Op de toets bwb herkennen en soort benoemen.
Let op!! Voorzetselvoorwerp doen we niet!!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bijwoordelijke bepaling (bwb) p. 56
Heb je wg of ng, o, lv, mv gevonden? 
De zinsdelen die overblijven en extra informatie geven zijn bijwoordelijke bepalingen. 

De bwb geeft antwoord op: 
Wanneer, waar, waarmee, waardoor/waarom, hoeveel (keer) waarheen, hoe + wg + o (+ lv + mv)?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

7 Bijwoordelijke bepalingen

Slide 12 - Slide

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
Even oefenen
Vanwege de extreme hitte gooiden de festivalbezoekers elkaar joelend nat met flesjes water.

1. bwb van:
2. bwb van:
3. bwb van:

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen
Vanwege de extreme hitte gooiden de festivalbezoekers (o) elkaar (lv)  joelend nat met flesjes water.

1. bwb van: oorzaak/reden voor het gooien => waarom
2. bwb van: hoedanigheid van het gooien => hoe
3. bwb van: middel van het gooien => waarmee

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Maken
Paragraaf 4.7
  • Kijk zelf na.
  • Opdrachten: 5, 6 en 10 a + b 
                                (voorzetselvoorwerp dus niet, mag bwb heten)
  • Klaar? Maak Test Jezelf 1.7 en 2.7

6
11 x bwb

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Volgende les:
  • verder met 4.7
Laatste les:
  • Test jezelf 1.7 en 2.7
  • schema's maken van theorie van alle paragrafen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel B
  • je iPad


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Kort testje
  • Herhalen zinsontleden voor liefhebber
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 2

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm
van de zin?

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen
het wg en het ng?

Slide 21 - Mind map

This item has no instructions

Waarmee beginnen het onderwerp
en het lijdend voorwerp NOOIT?

Slide 22 - Mind map

This item has no instructions

Wat moet je bij
het meewerkend voorwerp altijd controleren?

Slide 23 - Mind map

This item has no instructions

Wat weet je over de bwb?

Slide 24 - Mind map

This item has no instructions

Maken
Paragraaf 4.7
  • Kijk zelf na.
  • Opdrachten: 5, 6 en 10 a + b 
                                (voorzetselvoorwerp dus niet, mag bwb heten)
  • Klaar? Maak Test Jezelf 1.7 en 2.7

6
11 x bwb

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Uitleg wg en onderwerp
Werkwoordelijk gezegde (het onderwerp doet iets)
  • Alle werkwoorden in de zin.
  • Ook splitsbare werkwoorden, aan het +ww of te + ww

Onderwerp (begint nooit met een voorzetsel)
  • Wie of wat + gezegde?
  • Test: maak van pv meervoud/enkelvoud, o verandert mee.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Uitleg naamwoordelijk gezegde
ng: het onderwerp is iets (aardig/dokter, te laat)
  • alle werkwoorden in de zin
  • eentje is koppelwerkwoord, wisselen voor ander kww
  • naamwoordelijk deel => wat IS het onderwerp?


koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Uitleg lijdend voorwerp
  • begint nooit met een voorzetsel
  • zit niet in een zin met een naamwoordelijk gezegde 
  • zoek je op als je wg en o hebt gedaan

Wie/wat + wg + o? => antwoord is lijdend voorwerp.
Ik lees een boek.             Wat lees ik?    => Een boek

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Uitleg meewerkend voorwerp
  • Begint met aan of voor en je kunt het weglaten
  • Begint niet met aan of voor, maar je kunt het er wel bijdenken
  • Zit bijna nooit in een zin met een naamwoordelijk gezegde
  • Aan/voor wie/wat + gezegde + onderwerp (+lv) ? => mv

Joris geeft een snoepje aan Ingrid.
Joris geeft Ingrid een snoepje.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bijwoordelijke bepaling (bwb) p. 51
Heb je wg of ng, o, lv, mv gevonden? 
De zinsdelen die overblijven en extra informatie geven zijn bijwoordelijke bepalingen. 

De bwb geeft antwoord op: 
Wanneer, waar, waarmee, waardoor/waarom, hoeveel (keer) waarheen, hoe + wg + o (+ lv + mv)?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Maken
Paragraaf 4.7
  • Kijk zelf na.
  • Opdrachten: 5, 6 en 10 a + b 
                                (voorzetselvoorwerp dus niet, mag bwb heten)
  • Klaar? Maak Test Jezelf 1.7 en 2.7

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Laatste les:
  • opdrachten afronden
  • schema's maken van theorie van alle paragrafen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel B
  • je iPad


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Toetsstof doornemen
  • Hoe leren voor de toets?
  • Werkmoment / vragen stellen
  • Vakantie!
Les 3

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Hoe leren voor de toets?
  • Maak schema's van de theorie.
  • Van alle paragrafen kun je opdracht 1 maken.
  • We gaan na de vakantie herhalen met Test Jezelf
  • Je krijgt nog uitleg over paragraaf 5.7

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Maken
Paragraaf 4.7
  • Kijk zelf na. Vragen?
  • Opdrachten: 5, 6 en 10 a + b 
                                (voorzetselvoorwerp dus niet, mag bwb heten)
  • Klaar? Maak Test Jezelf 1.7 en 2.7

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Vooruitblik
Fijne vakantie!

Slide 39 - Slide

This item has no instructions