H2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

H2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
2.1.1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.
2.1.2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.
2.1.3 Je kunt essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen onderscheiden.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

H2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
2.1.1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.
2.1.2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.
2.1.3 Je kunt essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen onderscheiden.

Slide 1 - Slide

Plantaardig of dierlijk
  • Voedingsmiddelen → Alles wat je eet en drinkt
  • Soorten → Plantaardig (van planten) & Dierlijk (van dieren)
  • Dierlijke producten → Vlees, eieren, melk en zuivel (boter, kaas, yoghurt)
  • Vleesproductie → Vaak van speciaal gefokte dieren

Slide 2 - Slide

Plantaardig 
  • Plantaardige alternatieven → Vervangers voor boter en melk
  • Voorbeelden → Halvarine (plantaardige olie) & Sojadrink (sojabonen)
  • Oliebronnen → Zonnebloempitten, olijven

Slide 3 - Slide

Functies van voedingsstoffen
Voedingsstoffen → Nodig voor energie, groei en herstel
Functies:
  • Brandstof → Levert energie
  • Bouwstof → Groei en herstel
  • Reservestof → Opslag voor later gebruik
  • Beschermende stof → Ondersteunt gezondheid







Slide 4 - Slide

Functies van voedingsstoffen
Brandstoffen → Leveren energie voor organen, lichaamstemperatuur, groei en herstel
Bouwstoffen → voornamelijk nodig voor groei, ontwikkeling en herstel (vormen nieuwe cellen en weefsels)
Reservestoffen → Opslag van overtollige voedingsstoffen
Beschermende stoffen → Voorkomen ziektes







Slide 5 - Slide

Zes groepen voedingsstoffen
  • Eiwitten
  • Koolhydraten
  • Vetten
  • Water
  • Mineralen (beschermende stof)
  • Vitaminen (beschermende stof)

Variatie → Alle voedingsstoffen nodig
Tekort aan mineralen/vitaminen → Kan ziekte veroorzaken








Slide 6 - Slide

Eiwitten
Belangrijke bouwstoffen
Functies:
  • Vorming van cytoplasma
  • Opbouw van spieren
  • Overmaat aan eiwitten:
  • Gebruikt als brandstof
  • Omgezet in vet en opgeslagen als reservestof

Slide 7 - Slide

Koolhydraten
Suikers (glucose), zetmeel, glycogeen, voedingsvezels
Functie → Brandstof, soms bouwstof
Overmaat koolhydraten → Omgezet in vet en opgeslagen als reservestof

Glucoseregulatie:
Veel glucose in bloed → Insuline stimuleert omzetting naar glycogeen (lever, spieren)
Glucosegehalte daalt → Glucagon stimuleert omzetting van glycogeen naar glucose'

Koolhydraatrijke voedingsmiddelen:
Zetmeel → Aardappelen, zaden, graanproducten
Suikers → Jam, vruchtensap
Dierlijke producten → Meestal weinig koolhydraten

Slide 8 - Slide

Vetten
Brandstof, bouwstof, reservestof
Overmaat vet → Opslag als reservestof, vooral onder de huid

Soorten vetten:
  • Onverzadigde vetten → Gezonder, vloeibaar bij kamertemperatuur
  • Verzadigde vetten → Vast bij kamertemperatuur

Slide 9 - Slide

Water
  • Ongeveer 60% van het lichaam
  • Functie → Bouwstof en transportmiddel
  • Transport → Stoffen lossen op in water voor vervoer (bijv. in bloed)
  • Bronnen → Dranken, fruit, sommige groenten

Slide 10 - Slide

Mineralen
Essentiële bouwstoffen en beschermende stoffen
Voorbeelden: Calcium (kalk), natrium, magnesium, ijzer
Functies:
Bouwstof → Opbouw van botten (bijv. calcium)
Beschermende stof → Essentieel voor gezondheid







Slide 11 - Slide

Vitaminen
Bouwstoffen en beschermende stoffen
Tekort → Kan ziekte veroorzaken
Overmaat → Kan ook schadelijk zijn
Gezonde voeding → Bevat meestal voldoende vitaminen, vitaminepillen vaak overbodig

Belangrijke vitaminen:
  • Vitamine A → Huidopbouw, goed zicht
  • Vitamine B, C, D, K → Diverse functies
  • Vitamine D → Nodig voor kalkopname in botten, aangemaakt door zonlicht

Slide 12 - Slide

Voedingsvezel
Onverteerbare plantaardige koolhydraten
Herkomst → Celwanden van planten
Voedingsbronnen → Groente, fruit, aardappelen, volkorenproducten, peulvruchten, noten
Functies:
Verzadigd gevoel → Helpt tegen overeten
Darmwerking → Nodig voor een gezonde spijsvertering

Slide 13 - Slide

Essentiële voedingsstoffen

  • Essentiële voedingsstoffen → Moet uit voedsel komen, lichaam kan ze niet (voldoende) maken
  • Voorbeelden: Vitamine C, sommige aminozuren en vetzuren (zoals linolzuur)
  • Niet-essentiële voedingsstoffen → Kan door het lichaam worden gemaakt (bijv. in de lever)
  • Eiwitten → Bestaan uit 20 aminozuren, waarvan 12 niet-essentieel (door lichaam aangemaakt)
  • Vetten → Meeste kan lichaam maken, behalve enkele onverzadigde vetzuren (zoals linolzuur)

Slide 14 - Slide

En nu
  • Wat: H2.1 opdr 1 t/m 9
  • Hoe: werkboek / laptop
  • Met wie: klasgenoot/ tafelgroep
  • Hulp: klasgenoot/ tafelgroep / Nijhof
  • Tijd: 75 min
  • Klaar: Nagekeken? HW ander vak?

Slide 15 - Slide