220901 spelling H1+2

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom H1b

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Planning bekijken
  2. Spelling §1
  3. Oefenen + opdracht bespreken
  4. Spelling §2
  5. Oefenen + opdracht bespreken
  6. Opdracht leesboek (aangepast)


Slide 3 - Slide

Planning eerste periode:
Spelling
§1 t/m 4
§7 t/m 11

Leesvaardigheid
§1 t/m 3


Fictie (boek lezen

Toetsen eerste periode:
Spelling
Telt 1x mee
In week 41 (rond 10 oktober)

Leesvaardigheid
Telt 2x mee
In week 44 (rond 1 november)

Fictie (boek lezen
Moet afgerond zijn.
In week 44 (rond 1 november)


Slide 4 - Slide

Spelling §1
Hoofdletters

beste mevrouw van leeuwen,

deze zomer ga ik in juli naar frankrijk. we vertrekken op een donderdag. mijn broer tom gaat helaas niet mee. 
timer
3:00

Slide 5 - Slide

Spelling §1
Ik gebruik dus hoofdletters:
- aan het begin van een zin;
- bij namen;
- bij landen (ook bijvoorbeeld Franse mosterd);

Maar niet bij: dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 6 - Slide

Spelling §1
Leestekens: komma, vraagteken, uitroepteken, punt

  1. Kan jij goed zingen
  2. Ik heb zin in de vakantie
  3. Wauw, wat mooi
  4. Nadat ik dit broodje gegeten heb ga ik naar huis



 

Slide 7 - Slide

Spelling §1
Ik gebruik dus:
  1. een punt aan het eind van de zin;
  2. een vraagteken aan het eind van een vraag;
  3. een uitroepteken om een zin nadruk te geven;
  4. een komma tussen twee persoonvormen en voor een verbindingswoord (omdat, maar, daarom)

Slide 8 - Slide

Zet hoofdletters en leestekens:


  1. sinds augustus is jamilla demir lid van een utrechtse roeivereniging

  2. in het rijksmuseum kun je veel schilderijen van rembrandt van rijn zien
timer
6:00

Slide 9 - Slide

Oefenen spelling §1 (blz.224)

Ik vind dit lastig:

Maak opdracht 2 (zin 5 en 6),
opdracht 3 (zin a t/m c), opdracht 4 en
opdracht 5.


Oefenen spelling §1 (blz. 224)

Ik kan dit al:

Maak opdracht 2 (zin 5 en 6),
opdracht 4 en opdracht 5.

timer
10:00

Slide 10 - Slide

Opdracht 2:


5. de heer van der boom gaat met een oude volvo naar zijn werk op schiphol


6. noord-zweden is het noordelijkste deel van het continent europa

Slide 11 - Slide

Pauze
timer
3:00

Slide 12 - Slide

Spelling §2
Verbeter de zin:

Dat lief meisje zit al lang tijd op die smal, rood stoel.
timer
1:30

Slide 13 - Slide

Spelling §2
Bijvoeglijke naamwoorden:
Schrijf ik zo kort mogelijk, maar ik weet wel hoe ik het woord moet uitspreken.

knap > knappe
mooi > mooie
wijs > wijze

Slide 14 - Slide

Spelling §2
Bijvoeglijke naamwoorden:
De-woorden (de man, de kast, de fiets)
De grote man > een grote man
De vieze kast > een vieze kast

Het-woorden (het meisje, het boek, het leven)
Het kleine meisje > een klein meisje
Het leuke boek > een leuk boek

Slide 15 - Slide

Oefenen spelling §2 (blz. 246)

Ik vind dit lastig:

Maak opdracht 1 (1 t/m 8),
opdracht 2 (7 t/m 12),   opdracht 5


Oefenen spelling §2 (blz. 246)

Ik kan dit al:

Maak opdracht 2 (7 t/m 12), opdracht 5 en opdracht 7.

timer
10:00

Slide 16 - Slide

www.lezenvoordelijst.nl
Opdracht:


Maak een top 5 met boeken die je aanspreken.





Slide 17 - Slide

Huiswerk §1 spelling
Ik vind dit lastig:

Maak opdracht 3 (zin a t/m c), opdracht 4 en
opdracht 5.

Ik kan dit al:

Maak opdracht 2 (zin 5 en 6),
opdracht 4 en opdracht 5.

Huiswerk §2 spelling
Ik vind dit lastig:

Maak opdracht 1 (1 t/m 8),
opdracht 2 (7 t/m 12), opdracht 5

Ik kan dit al:
Maak opdracht 2 (7 t/m 12), opdracht 5 en opdracht 7.

Slide 18 - Slide