hv1p - wo 18 mei 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom hv1p!

Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen! 

Wat heb je nodig?

• Oefentoets
• Je lesboek
• + schrift
• Pen of potlood

Wat gaan we deze les doen?

• Oefenen voor de toets! 
• Gezamenlijk lezen

Doelen van deze les

Aan het einde van deze lees, weet je:

• alles over aanwijzende en vragende voornaamwoorden
• alles wat je moet weten over het werkwoordelijk gezegde,
  het zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord.
  Het lijdend voorwerp en aanwijzend en vragend voornaamwoord

Aan de slag!

Wat? Je kijkt de oefentoets na

Hoe? Je werkt in stilte.

Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, vraag je buur.
Nog steeds een vraag? Steek je hand op.

Tijd? 15 minuten. 

Resultaat? Je leert vast voor de toets volgende week.

Klaar? Dan ga je vast leren voor de toets of lezen in je leesboek.

                                                           

Zijn er nog vragen?

• Kun je elk zinsdeel herkennen en benoemen? 
• Weet je van elk zinsdeel hoe je het kunt vinden in een zin? 
• Herken je de woordsoorten die we besproken hebben? 

Als het goed is ken je nu...

• zinsdelen
• persoonsvorm
• onderwerp 
• werkwoordelijk gezegde
• lijdend voorwerp

Als het goed is ken je nu...

• zelfstandig werkwoord
• hulpwerkwoord
• aanwijzend voornaamwoord
• vragend voornaamwoord

 Liesbeth heeft mooie sjaals gemaakt.

Verdeel de zinsdelen.

pv = 

wg = 

ow = 

lv =  

hww = 

zww = 

1. Wat vindt je leraar van ......... antwoord?
2. Hij wil ......... huis niet kopen.
3. Na ........ vreselijk bericht was hij even stil.
4. Wil je ook ......... fiets lenen?

Vragend voornaamwoord of niet?

1. Hij weet nog niet wanneer hij komt.
2. Welke methode is de beste?
3. Wat voor een schoenen moet ik aan?
4. Wat ga je daar doen?
5. Ik weet nog niet waarmee dat gedaan wordt.

1. niet

2. wel

3. wel

4. wel 

5. niet

Wat heb je geleerd?

Je weet nu alles over grammatica zinsdelen en woordsoorten:

• het werkwoordelijk gezegde 
  = ALLE werkwoorden in een zin en zegt wat het ONDERWERP doet.
  
• zelfstandig werkwoord
  = het belangrijkste werkwoord in een zin (maar 1!)
• hulpwerkwoorden
  = alle overige werkwoorden in een zin (kunnen er dus meer zijn!)

Wat heb je geleerd?

• het lijdend voorwerp 
  = Wat/Wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 
  Begint NOOIT met een voorzetsel.
• aanwijzend voornaamwoord
  = deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde
• vragend voornaamwoord
  = wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Tijd om te lezen

We lezen gezamenlijk

fragmenten