Formuleren: uitdrukkingen en gezegden

Uitdrukkingen en gezegden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Uitdrukkingen en gezegden

Slide 1 - Slide

Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 2 - Mind map

Wat zijn uitdrukkingen?

Slide 3 - Mind map

Wat betekent de uitdrukking: De lusten en de lasten?

Slide 4 - Open question

Water en vuur zijn:
A
Zich ergens niets van aantrekken
B
Tegengesteld zijn
C
Het kan alle kanten uit gaan
D
Elk logisch verband ontbreekt

Slide 5 - Quiz

Het is buigen of barsten:
A
Je door niets laten tegenhouden
B
Door fouten te maken
C
Het moet hoe dan ook gebeuren
D
Als het erop aankomt

Slide 6 - Quiz

Van de hand in de tand leven:

Slide 7 - Open question

Hutje bij mutje leggen:
A
Iets accepteren of helemaal niets krijgen
B
Samen de kosten dragen
C
Doen en laten
D
Dagelijkse gang van zaken

Slide 8 - Quiz

Handel en wandel:
A
Dagelijkse gang van zaken
B
Met grote tegenzin
C
commentaar krijgen in plaats van waardering
D
Doen en laten: gedrag

Slide 9 - Quiz

Heg noch steg weten

Slide 10 - Open question

Over koetjes en kalfjes praten:
A
Praten over alledaagse dingen
B
Onzin vertellen
C
Geen antwoord op de vraag willen geven
D
Iets eerlijk opbiechten

Slide 11 - Quiz

Iets in de doofpot stoppen:
A
Samenwerken
B
Iets samen onderzoeken/bespreken
C
Er wordt niet meer over een zaak gesproken
D
Ergens oneens over zijn

Slide 12 - Quiz

Wat is een synoniem?

Slide 13 - Open question

Door dik en dun:
A
Synoniem
B
Tegenstelling
C
Alliteratie
D
Eindrijm

Slide 14 - Quiz

Pais en vree:
A
Synoniem
B
Tegenstelling
C
Alliteratie
D
Eindrijm

Slide 15 - Quiz

Steen en been klagen:
A
Synoniem
B
Tegenstelling
C
Alliteratie
D
Eindrijm

Slide 16 - Quiz

Voor dag en dauw
A
Synoniem
B
Tegenstelling
C
Alliteratie
D
Eindrijm

Slide 17 - Quiz

Hoe ga je ervoor zorgen dat je alle uitdrukkingen kent?

Slide 18 - Open question