What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Klas 2 Grammatica blok 2
Welkom!
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Lesstof bespreken, tussendoor oefenen
Zelfstandig werken in Learnbeat
Evalueren
Slide 2 - Slide
Leerdoelen deze week
Na deze week kun je:
het bouwplan van een zin herkennen en maken (herhaling)
zinsdelen benoemen: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp (herhaling) en het lijdend voorwerp
een gesplitst werkwoord in een zin herkennen
het werkwoordelijk gezegde met
te
benoemen
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
De persoonsvorm is een werkwoord
De PV verandert als je de zin in een andere tijd zet
Zo kun je 'm dus ook vinden!
Ik bel je vanavond.
Ik
belde
je vanavond.
--> PV = bel
Slide 4 - Slide
Gesplitste werkwoorden
Soms kan de PV gesplitst in de zin voorkomen.
Tim schrijft de zin over van het bord.
Schrijft over
komt van het werkwoord
overschrijven
.
Schrijft
en
over
vormen samen 1 zinsdeel, en vormen dus samen de PV.
Slide 5 - Slide
Wat is de persoonsvorm?
"Tessa vult het formulier in."
A
Tessa
B
vult
C
het formulier
D
vult in
Slide 6 - Quiz
Werkwoordelijk gezegde
Het WWG is dat wat er gebeurt
Het bevat alle werkwoorden van de zin
Dus ook de PV hierin meenemen!
Als er maar 1 werkwoord in de zin staat: PV = WWG
Slide 7 - Slide
WWG met
te
Soms staat er het woordje
te
voor het hele werkwoord
Dan geldt: WWG = PV + te + hele werkwoord
Waarom zit je naar me te kijken?
WWG = zit te kijken
Slide 8 - Slide
Onderwerp
Wie of wat doet het?
Stel de vraag: Wie of wat [werkwoordelijk gezegde]?
Mijn broer kan hard lopen.
-->
Mijn broer kon hard lopen.
PV = kan
WWG = kan lopen
Wie kan lopen? --> Mijn broer = onderwerp
Slide 9 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Hij staat daar maar wat dom te lachen."
A
staat te lachen
B
staat lachen
C
staat
D
lachen
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Hij loopt heel hard.
Slide 11 - Open question
Lijdend voorwerp
Wie of wat + [WWG] + [O]?
Mijn vader heeft een taart gebakken.
PV = heeft
WWG = heeft gebakken
O = Mijn vader
Wie of wat heeft mijn vader gebakken? --> een taart is LV
Slide 12 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp?
"Hij maakt zijn huiswerk."
A
Hij
B
maakt
C
zijn huiswerk
D
huiswerk
Slide 13 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
"De meisjes gooiden sneeuwballen."
A
De meisjes
B
meisjes
C
gooiden
D
sneeuwballen
Slide 14 - Quiz
Zelfstandig werken in Learnbeat
Slide 15 - Slide
Leerdoelen deze week
Na deze week kun je:
het bouwplan van een zin herkennen en maken (herhaling)
zinsdelen benoemen: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp (herhaling) en het lijdend voorwerp
een gesplitst werkwoord in een zin herkennen
het werkwoordelijk gezegde met
te
benoemen
het goede lidwoord voor een zelfstandig naamwoord plaatsen
Slide 16 - Slide
Heb jij de leerdoelen (al) behaald?
Helemaal
Bijna helemaal
Een beetje
Helemaal niet
Slide 17 - Poll
Fijne dag!
Slide 18 - Slide
More lessons like this
Klas 2 Grammatica blok 2
September 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Grammatica blok 2_uitgebreide versie
October 2022
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Zinsleer - herhaling
March 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
May 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC D1 L5 zinsleer (herhaling)
August 2023
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
2A - herhaling zinsontleding
September 2021
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
September 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs