improvisatie

Improvisatie
1 / 13
next
Slide 1: Slide
TheaterMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Improvisatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Impro oefeningen
Impro vanuit conflicten
Impro vanuit karakter
Impro vanuit tegenstellingen


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is belangrijk bij improviseren?
  • Goed luisteren naar elkaar.
  • Niet bang zijn om fouten te maken.
  • Spelaanbod accepteren ("ja, en..!").
  • De ander helpen schitteren, niet alleen jezelf.
  • Je fantasie durven gebruiken.
  • Plezier hebben in het spel.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is improviseren?
- Bedenken in het moment
- Incasseren spelaanbod
- Accepteren


A:      Mag ik 2 broden alstublieft?
B:      Bruin of volkoren? 
- Blokkeren:
A:       Mag ik 2 broden alstublieft?
B:       Uhm, u staat in een fietsenwinkel

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Ja, en......
5 op een rij:

A. begint met Wie en Wat
B. zegt JA, en bedenkt er nog een spelgegeven bij (Waar, waarom, wanneer)


Slide 5 - Slide

tip,.. tweede keer, probeer het extreem te maken.

vergeet elkaar geen naam te geven.
IMPROVISEREN is:
\

speler 1: SPELAANBOD doen (tekst en/of handeling)
speler 2:
* ACCEPTEREN (niet blokkeren)
* INCASSEREN (verbaal & non verbaal: wat vindt jouw personage hier van?)
* REAGEREN (verbaal & non verbaal; op wat je tegenspeler zegt, en hoe dat gezegd wordt)

Slide 6 - Slide

Naast accepteren,.. kun je ook nog Incasseren, waarbij je met stilspel emotie laat zien en laat zien hoe iets binnen komt.

en
Reageren.

Non-verbaal spel is hierbij te gebruiken om het extra spannend te maken (je verbergt bijvoorbeeld de emotie)
We draaien aan het rad en kiezen één emotie uit. 

Dit is de basisemotie voor jullie scène.
Emotie rad

Slide 7 - Slide

Inleiding: (5 min.)
Je vraagt aan de klas welke emoties we kennen. Al snel zullen er vingers komen met de antwoorden op je vraag. Vervolgens laat je enkele leerlingen de verschillende emoties voordoen door ze een zin te laten bedenken waarin de emotie tot uiting komt. Wanneer ze dit doen, zullen ze vaak automatisch ook een gezichtsuitdrukking hebben die bij de emotie hoort. Deze gezichtsuitdrukking en houding van de kinderen is weer belangrijk voor straks.

De zin kan zijn: heb jij chocola?
Je kan het ook voordoen met de naam van een leerling. (Marijn,... boos) Marijn blij)

Kern: (15 min.)
Laat elke (groepje) spelers een karakter kiezen op basis van een emotie. De boze buurman - het verbaasde zusje - een blije moeder,.. enz. 
Nu mogen ze een ontmoeting tussen de karakters spelen waarbij hun emotie naar voren komt. (evt,. een nieuwe zin, wil je wat chocola?) 
Bespreek wie de emotie van de ander goed kon incasseren voordat ze zelf met een reactie kwamen. (kon je de emotie lezen van een ander) + tip: herhaal de laatste twee woorden van de ander, om te incasseren? Neem je tijd. 
Slot: (5 min.)
Bespreek de emoties die in de korte scene naar voren kwamen. Waaraan kon je merken welke emotie het sterkste was?
Wat vonden de leerlingen makkelijk/moeilijk? Tips en tops voor elkaar.

De vloer op junior

Slide 8 - Slide

Uitstellen van je standpunt,.. mee bewegen met de ander,.. kan het conflict spannender maken.

Niet meteen welles, nietes. Dat bewaar je tot net voor het eind.

+ tip: evt. onverwachte wending bespreken
Situatie 1 'Roken'
A) Je bent gaan roken. Eigenlijk vind je het vies maar je beste vriend(in) doet het ook. Je staat net een pakje af te rekenen als je broer binnenkomt. 
B) Je bent de broer van A en wist niet dat hij/zij rookte. Je weet dat jullie ouders fel tegen roken zijn en dat A niet zijn/haar rijbewijs krijgt als ze het te weten komen. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Situatie 2 'Pesten'
A) Je wordt gepest door verschillende klasgenootjes. Je wordt
hier heel ongelukkig van. Je weet niet meer wat je hier mee aan moet dus je bespreekt dit met een van je vriend(inn)en.
B) Jij bent een vriend(in) van A, maar durft niet zo veel te doen. Je praat het
pestgedrag van jullie klasgenootjes eigenlijk een beetje goed, omdat je bang bent
dat jij ook gepest zal worden.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Situatie 3 'Loverboys'. 
A) Je hebt een nieuw vriendje.
Hij is heel lief en koopt allemaal cadeautjes voor je.
Enige wat hij daar tot nu toe voor terug vraagt is dat je zijn naam in je nek hebt laten tatoeëren. Dat heb je gedaan. 
B) Je bent de ouder van A. Je komt net terug van een ouderavond, waar je een interessante lezing hebt gehad over loverboys. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Situatie 4. 'Vakantie' 
A) Je wil heel graag met je vader mee op vakantie en gaat er ook vanuit dat jullie straks weer drie weken naar een mooie bestemming gaan. Helaas wil de nieuwe vriendin van je vader niet dat je mee gaat op vakantie. 
B) Je bent de vader van A en wil geen ruzie met je vriendin. Het gaat eindelijk goed tussen jullie; dat wordt dus alleen op vakantie met haar én haar kind. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions


Bedenk wat de spelgegevens zijn:

rol (wie): ......................................................................
actie (wat): ......................................................................
ruimte (waar): .......................................................................
tijd (wanneer): ......................................................................
motief (waarom): ......................................................................

Slide 13 - Slide

Tip: briefje uitdelen met invulblad 5 W's, tip kies ten minste 1 ongewoon gegeven, zoals de waar (vader zit op de w.c., of dochter heeft een vriendin mee genomen, of zo) + 

en alvast 3 emotionele schakels. (welke strategie kun je gebruiken om een ander te overtuigen: smeken, bevragen, uitleggen, vlijen, ontkennen, liegen, tegenhouden, verdriet, enz)