Lexis woordenlijst thema 4, deel 1



Woorden van De Opmaat
Thema 4, eerste deel
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson



Woorden van De Opmaat
Thema 4, eerste deel

Slide 1 - Slide

Mijn nieuwe fiets rijdt echt .......................!
A
fantaschtis
B
fantastich
C
fantastisch
D
fantasties

Slide 2 - Quiz

Waar is mijn bril? Hij ligt .....................
A
absoluut
B
daar
C
eigen
D
in orde

Slide 3 - Quiz

Ze kon het huis net op tijd verlaten. Ze was .................... te laat.
A
bijzonder
B
dichtbij
C
bijna
D
deel

Slide 4 - Quiz

Na een lange reis bereikten we onze .....................
A
bestemming
B
inchecken
C
geduld
D
genoeg

Slide 5 - Quiz

Manoes was te laat van huis gegaan. Ze had dus veel ......................
A
enkele reis
B
balen
C
doel
D
haast

Slide 6 - Quiz

Mijn moeder is naar de kapper geweest en haar haar zit heel ..................
A
andere
B
ander
C
anderen
D
anders

Slide 7 - Quiz

Er zaten twee ...................... op het terras met een glaasje witte wijn.
A
dame
B
damen
C
damens
D
dames

Slide 8 - Quiz

In Frankrijk zijn veel oude steden met ........................ architectuur.
A
hystorische
B
historische
C
hysterische
D
historiese

Slide 9 - Quiz

Deze crisis zag hij ....................... niet .........................
A
genoeg, duren
B
duurt, absoluut
C
absoluut, aankomen
D
langzaam, in orde

Slide 10 - Quiz

De ....................... was gelukkig dicht bij de ......................
A
deel, centrum
B
helikopter, hier
C
bedrijf, korting
D
bushalte, camping

Slide 11 - Quiz

Kleine Max ..................... ervan om ........................... te worden.
A
droomt, conducteur
B
gelooft, lied
C
geloven, genoeg
D
droom, iemand

Slide 12 - Quiz

De kinderen in de klas zijn ..................... op de nieuwe ...................... van Fatima.
A
bijzonder, camping
B
accepteren, korting
C
jaloers, fiets
D
aardig, langzaam

Slide 13 - Quiz

De .................... staat ................... op een berg. Je hebt er een fantastisch uitzicht.
A
kerk, hoofdstad
B
dubbeldekker, kijken
C
coupé, de brug
D
camping, boven

Slide 14 - Quiz



Dictee

Slide 15 - Slide

Schrijf op ...

Slide 16 - Open question

Schrijf op ...

Slide 17 - Open question

Schrijf op ...

Slide 18 - Open question

Schrijf op ...

Slide 19 - Open question

Schrijf op ...

Slide 20 - Open question

Schrijf op ...

Slide 21 - Open question

Schrijf op ...

Slide 22 - Open question



Zinnen maken

Slide 23 - Slide

Komt morgenochtend de bezorger langs?
goed
fout

Slide 24 - Poll

De reis gaat niet door omdat Schiphol heeft niet genoeg personeel.
goed
fout

Slide 25 - Poll

Dianne is ziek want gisteren ze heeft te lang in de kou gestaan.
goed
fout

Slide 26 - Poll

De hond van de buren
heeft
gisteravond
in onze tuin
gepoept

Slide 27 - Drag question

Wat
hebben
jullie
vorige week
gedaan?

Slide 28 - Drag question

Als het zo droog blijft
zullen
alle planten
doodgaan

Slide 29 - Drag question