What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoorden tegenwoordige tijd
werkwoorden
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Basisschool
Groep 7
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
werkwoorden
Slide 1 - Slide
ui - ie - eu - au - ou - oe - ei - ij
Werkwoorden met een tweetekenklank.
Ik fiets zoek
Jij fiets
t
zoek
t
Hij - zij - u fiets
t
zoek
t
Wij - jullie - zij fiets
en
zoek
en
Slide 2 - Slide
Korte klanken: a - e - i - o - u
ik lig knip pak
jij lig
t
knip
t
pak
t
hij - zij - u lig
t
knip
t
pak
t
wij - jullie - zij li
gg
en
kni
pp
en
pa
kk
en
Slide 3 - Slide
Lange klanken: aa - ee - oo - uu
Ik loop eet
jij loop
t
eet
hij - zij - u loop
t
eet
wij - jullie - zij l
op
en
et
en
Slide 4 - Slide
Ik ......................... melk. (drinken)
A
drink
B
drinken
C
drinkt
Slide 5 - Quiz
Hij .............naar school. (lopen)
A
loop
B
lopen
C
loopt
D
lopt
Slide 6 - Quiz
Jullie..........brood met kaas. (eten)
A
eet
B
eten
C
eeten
Slide 7 - Quiz
Wat ............... je? (doen)
A
doe
B
doet
C
doen
Slide 8 - Quiz
schrij
v
en
Ik schrij
f
een briefje.
Sofie (zij) schrij
f
t een briefje.
Jullie schrij
v
en een briefje.
Let op!
Werkwoorden met een
v
in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een
f
.
Slide 9 - Slide
le
z
en
Ik lee
s
een boek.
Liam (hij) lee
s
t een boek.
Matteo en Brandon (zij) le
z
en een boek.
Let op!
Werkwoorden met een
z
in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een
s
.
Slide 10 - Slide
Liam.........een boek. (lezen)
A
leezt
B
leest
C
lees
D
lezen
Slide 11 - Quiz
Oskar .........naar Nederland. (verhuizen)
A
verhuizt
B
verhuis
C
verhuizen
D
verhuist
Slide 12 - Quiz
De meester ..........een cijfer. (geven)
A
geevt
B
geeft
C
geef
D
geven
Slide 13 - Quiz
De man ........op straat. (lopen)
Slide 14 - Open question
Ik..........in Apeldoorn
Slide 15 - Open question
De cursisten.........in het lokaal. (zitten)
Slide 16 - Open question
Zinsbouw
wie/wat
-
werkwoord
-
tijd
- extra informatie -
plaats
Slide 17 - Slide
Voorbeelden
De man
verhuist
donderdag
met zijn gezin
naar Utrecht.
Ik
maak
morgenochtend
de badkamer
schoon.
De baby
slaapt
elke dag.
De jongen
maait
het gras
in de achtertuin
.
Slide 18 - Slide
Het meisje loopt elke dag met haar hond in het bos.
Wat is 'met haar hond'?
A
persoon
B
werkwoord
C
extra informatie
D
plaats
Slide 19 - Quiz
De kleine man bouwt een huis in Apeldoorn. Wie is de persoon?
A
de man
B
de kleine man
C
bouwt
D
een huis
Slide 20 - Quiz
Fatima loopt met haar zus naar school.
Wat staat NIET in deze zin?
A
extra informatie
B
plaats
C
werkwoord
D
tijd
Slide 21 - Quiz
De vrouw maakt straks rijst met kip.
Wat past nog in deze zin?
A
vanavond
B
kookt
C
in de keuken
D
met haar gezin
Slide 22 - Quiz
More lessons like this
Les 9 - passé composé in schrijfopdracht
September 2023
- Lesson with
14 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
2425 week 2
September 2024
- Lesson with
46 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Werkwoorden tegenwoordige tijd
September 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7
Werkwoorden NT2
January 2025
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, g
Leerjaar 1,2
Werkwoorden NT2
January 2025
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, g
Leerjaar 1,2
28/4 Werkwoorden NT2
January 2025
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, g
Leerjaar 1,2
28/4 Werkwoorden NT2
January 2025
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, g
Leerjaar 1,2
Werkwoorden NT2
March 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, g
Leerjaar 1,2