230113 grammatica woordsoorten §8

Leg je deze materialen op tafel?


Nederlandse lesboek
Een schrift
Pen/markeerstift 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Leg je deze materialen op tafel?


Nederlandse lesboek
Een schrift
Pen/markeerstift 

Slide 1 - Slide

De planning van vandaag:

  1. 10 minuten lezen
  2. Herhaling grammatica §2+4+6
  3. Uitleg grammatica §8
timer
10:00

Slide 2 - Slide

De vorige lessen:
Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling
Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijv. naamwoord
  • zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  • persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Benoem alle werkwoorden.

In Amerika zijn mijn moeder en ik naar het vrijheidsbeeld geweest.
timer
1:30

Slide 4 - Slide

Benoem alle lidwoorden, werkwoorden en zelfstandig naamwoorden uit de zin.

Mo en Hans deden een dansje in de klas.
timer
1:30

Slide 5 - Slide

De planning van vandaag:

  1. 10 minuten lezen
  2. Herhaling grammatica §2+4+6
  3. Uitleg grammatica §8

Slide 6 - Slide

Leerdoel

Ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon, dier of ding. 

Ik, jij, hij, zij, wij, het, mij, jou, u, hem, haar, ons

Namen horen hier NIET bij. Dat zijn zelfstandig naamwoorden.

Twijfel je? Een pers.vnw kun je vervangen door hem of hij.

Slide 8 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik lees een boek.

Jarah leest een boek.

Dat boek is van mij.

Slide 9 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan van wie iets is.

Mijn, jouw, uw, zijn, haar, jullie, ons

Twijfel je? Je kunt elk bezittelijk voornaamwoord vervangen door zijn.

Twijfel je? Een bezittelijk voornaamwoord staat ALTIJD voor een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Dat is mijn fiets!

Onze klas is het leukste.

Hebben jullie jullie telefoon weggelegd?


Slide 11 - Slide

Bezittelijk of persoonlijk?
Mijn fiets staat daar.

Die fiets is van mij.

Als jullie jullie eten op hebben, dan kan ik eindelijk aan dat van mij beginnen.

Slide 12 - Slide

Pauze
timer
4:00

Slide 13 - Slide

Oefenen
Opdracht: 
- Maak opdracht 1, 2, 3 en 4(blz. 214)
 

Hoe: Je maakt het alleen
Wat: Je werkboek, een schrift en een pen
Klaar? Kijk de opdrachten na met het antwoordenboekje. Meld je daarna bij mij.





timer
20:00

Slide 14 - Slide