In de formule inkomsten in € = 2 x tijd in uren hebben inkomsten en tijd iets met elkaar te maken.
Tussen inkomsten en tijd bestaat een verband.
Hoe langer je werkt, hoe meer inkomsten je hebt.
Een andere formule bij een verband is bijvoorbeeld inkomsten in € = 2,50 + 6 x tijd in uren
Slide 3 - Slide
Verbanden
De formule inkomsten in € = 2,50 + 6 x tijd in uren kun je korter schrijven.
Je krijgt de formuleI = 2,50 + 6t.
Voor t kun je allerlei getallen invullen.
Daarom is t een variabele.
Ook I is telkens anders.
Daarom is I ook een variabele.
Slide 4 - Slide
Verbanden
De tijd t kun je meten in uren, weken dagen enzovoort.
De inkomsten I kun je meten in euro's, dollars, ponden enzovoort.
Daarom schrijven we de betekenis en de eenheden van de variabelen onder de formule.
Je krijgt I = 2,50 + 6t.
Hierin is I de inkomsten in € en t de tijd in uren.
Slide 5 - Slide
Voorbeeld
Karin verdient €3,43 per uur. Verder krijgt zij een vast bedrag. Karin berekent haar inkomsten met de formule inkomsten in € = 4,50 + 3,43 x tijd in uren.
a. Maak van de woordformule een formule met letters.
Slide 6 - Slide
Voorbeeld
Karin verdient €3,43 per uur. Verder krijgt zij een vast bedrag. Karin berekent haar inkomsten met de formule inkomsten in € = 4,50 + 3,43 x tijd in uren.
b. Hoeveel verdient Karin met 6 uur werken?
Slide 7 - Slide
Van formule naar grafiek
In de formule K = 10 + 0,05t is K de kosten in euro's en t de tijd in minuten.
Het stijggetal is het getal voor de variabele.
Dat is hier 0,05.
Het stijggetal noemen we vanaf nu de richtingscoëfficiënt.
De richtingscoëfficiënt mag je afkorten met rc.
De rc is hier 0,05.
Slide 8 - Slide
Van formule naar grafiek
In de formuleI = 35 -3t is de rc -3.
Een formule met een begingetal en een richtingscoëfficiënt is een lineaire formule.
De grafiek ervan is een rechte lijn.
De grafiek kun je direct tekenen zonder een tabel te maken.
Eerst teken je een assenstelsel.
Slide 9 - Slide
Van formule naar grafiek
Maak de assen niet langer dan 10 cm.
Welke getallen bij de assen staan hangt af van de situatie.
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
Bromtel berekent de kosten van telefoneren met de formule
K = 12,50 + 0,025t. Hierin is K de kosten in euro's en t de tijd in minuten.
a. Teken de grafiek bij de formule van Bromtel. Ga uit van 200 belminuten.
Slide 11 - Slide
Voorbeeld
Bromtel berekent de kosten van telefoneren met de formule
K = 12,50 + 0,025t. Hierin is K de kosten in euro's en t de tijd in minuten.