What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
persoonlijk voornaamwoord & (fe)esttenten
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
Wat gaan we vandaag doen?
Persoonlijke voornaamwoorden
(fe)esttenten
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
IDEWIS
Wat is de volgorde van de persoonlijke voornaamwoorden?
Gebruik het woord
"IDEWIS"
als ezelsbruggetje.
I
= ich (ik)
D
= du (jij)
E
= er/sie/es (hij/zij/het)
W
= wir (wij)
I
= ihr (jullie)
S
= Sie/sie (U/zij)
Slide 5 - Slide
Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord
de
-en
of
-n
(als er geen 'e' voor staat)
weg te laten
Voorbeelden:
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 6 - Slide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 7 - Slide
Voorbeelden
'normaal' werkwoord en uitzondering!
machen
ich mach
e
du mach
st
er/sie/es mach
t
wir mach
en
ihr mach
t
sie/ Sie mach
en
reden (d/t)
ich rede
du red
e
st
er/sie/es red
e
t
wir reden
ihr red
e
t
sie/ Sie red en
reisen (ss, ß, s & z)
ich reise
du reis
t
er/sie/es reist
wir reisen
ihr reist
sie/ Sie reisen
Slide 8 - Slide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 9 - Drag question
Vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 10 - Quiz
Vertaal 'jullie kopen'
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 11 - Quiz
Vertaal 'hij heet Thomas'
heißen (= heten)
A
er heißt Thomas
B
du heißst Thomas
C
du heißt Thomas
D
er heißst Thomas
Slide 12 - Quiz
Wo . . . deine Großeltern?
[wohnen]
Slide 13 - Open question
Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]
Slide 14 - Open question
Warum . . . du diesen Mann so?
[hassen]
Slide 15 - Open question
Mit wem . . . du denn die ganze Zeit?
[tanzen]
Slide 16 - Open question
Wie oft . . . du deine Verwandten?
[besuchen]
Slide 17 - Open question
Aufgabe
- Werkblad maken (gebruik je notities).
- Klaar?
Dan kun je beginnen met
opdracht 10 op blz. 25.
Maak een Powerpoint met die informatie over jezelf.
Maak er wat moois van met plaatjes en kleur! Gebruik een vertaler. Dit is uiteindelijk voor een cijfer.
Slide 18 - Slide
More lessons like this
persoonlijk voornaamwoord & (fe)esttenten
February 2024
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
werkwoorden vervoegen Duits
September 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 2: Kapitel 1 - personen - esttenten
November 2022
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
haben & sein, esttenten
September 2022
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2,3
iweh esttenten
August 2022
- Lesson with
36 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Schwache Verben
September 2022
- Lesson with
24 slides
Duits
MBO
Studiejaar 1
haben & sein, esttenten
September 2023
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2,3
Les 2: Kapitel 1 - personen - esttenten
January 2022
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2